De Encyclopaedia Britannica, een van 's werelds meest gerespecteerde kennisinstituten, is niet meer. Dat wil zeggen: niet meer in zijn traditionele vorm, van papier. Deze week werd bekend dat de huidige papieren editie (2010) tevens de laatste gaat zijn.
Toen ik dat vernam moest ik terugdenken aan het commentaar van een van de voormalige hoofdredacteuren van Britannica – ik ben zijn naam vergeten – in de beroemde VPRO-documentaire Wiki's waarheid. Hij vond Wikipedia maar niks, want samengesteld door snotneuzen zonder verstand van zaken (mijn vertaling van zijn woorden). Het was toen al evident (de documentaire stamt uit 2008) dat deze man door de tijd was ingehaald. Inmiddels heeft Britannica besloten om in volledig digitale vorm verder te gaan.
De laatste papieren versie kost bijna 1400 dollar, US. Het wordt nu, op de site van Britannica, aan de man gebracht als een collector's item – er is nauwelijks nog de pretentie dat de potentiële koper een unieke bron van kennis in huis haalt. Die pretentie is er vroeger wel geweest natuurlijk. En toch vraag ik me af hoe het ding werd gebruikt bij al die duizenden gezinnen waar een encyclopedie in huis stond.
Bij mij op de plank staat nog een Winkler Prins, uit 1954. Het is de zesde druk, en hij staat hier voornamelijk stof te vergaren. Ik heb hem net even opengeslagen om te zien uit welk jaar deze 18 delen plus twee supplementen (ik schat zo'n anderhalve meter aan boek) stammen – maar ik kan me niet heugen wat de voorlaatste keer was dat ik deze mammoet werkelijk heb gebruikt. Hij staat hier omdat ik het beschouw als een erfstuk – hij herinnert me aan de boekenkast bij mijn ouders, waar hij een prominente plaats innam.
Maar ook in mijn ouderlijk huis werd hij niet vaak opengeslagen. En ik vermoed dat dat het lot is geweest van de meeste encyclopedieën. Het waren boekwerken die dienden om te imponeren, minstens zoveel als om van praktisch nut te zijn. Wie een encyclopedie bezat, had een ver-reikende belangstelling. Hij was een man van de wereld. Er was meer in zijn leven dan alleen plat vermaak.
De dood van de papieren Britannica werd niet veroorzaakt door Wikipedia. Ik denk dat het eerder de algemene opkomst van digitale kennisdragers is geweest. Microsoft kwam in de jaren 90 met Encarta, een encyclopedie die niet kon tippen aan de Britannica qua volledigheid en kwaliteit, maar voor veruit de meeste doeleinden meer dan voldoende was. Als je snel iets wilde opzoeken, dan was het handiger om even dat cd'tje (weet u nog, opa) in de gleuf te steken dan het zware werk uit de kast te tillen en daar de verouderde informatie uit te halen. En de Encarta was multimediaal: het bevatte bewegend beeld en geluid. Ongekend.
Britannica heeft een gratis versie online staan, die enigszins beperkt is; maar zonder dat uitgebreid getest te hebben, vermoed ik dat deze versie zeker vergelijkbaar is met Encarta. Daarnaast kun je voor 80 euro per jaar ook een online abonnement nemen op de volledige encyclopedie.
Maar ik vraag me wel af of deze vlucht naar digitaal Britannica overeind gaat houden. Want de extra informatie waarmee het bedrijf schermt is op zoveel plekken op het web gratis te verkrijgen. Wie een beetje de weg weet in WolframAlpha, de financiële en statistische databases kan vinden (van CBS tot Wereldbank en CIA) en een zoekterm kan intypen bij Wikipedia, heeft voldoende secundaire en primaire bronnen. Het algemene publiek ziet er dus vermoedelijk weinig in; en voor de professionals is Britannica weer te mager.