De échte vraag van Wikileaks kennen we nog niet

Mijn column van deze week op de site van de Volkskrant is een uitwerking van mijn vorige post, Drie stellingen over Wikileaks. En dan met name de derde stelling, waarin ik me afvraag hoe het zit met de controle op Wikileaks. Uiteindelijk gaat het erom dat Wikileaks een nieuwe vorm van journalistiek is. En alle normale controlemechanismen op de journalistiek werken niet. Dat verklaart voor een groot deel natuurlijk ook de impact van de site, maar ik blijf me er comfortabel bij voelen.

Overigens, soms vind ik dat ik me moet mengen in de discussies die soms onder mijn stukken op de Volkskrantsite ontbranden, af en toe doe ik dat ook. Maar soms word ik ook vreselijk afgeschrikt, zoals nu bijvoorbeeld, door de werkelijk schrikbarende onbenulligheid van een paar reageerders. En dan denk ik, ach, laat ook maar zitten….

Drie stellingen over Wikileaks

Volgens mij kunnen de journalistieke dilemma’s en consequenties waarvoor Wikileaks ons stelt, in drie punten worden samengevat.

  1. Transparantie is het ultieme doel van elke journalist. Publish and be damned. Het maakt niet uit of er levens in gevaar komen, de democratie wordt gered, een dictatuur ten val wordt gebracht, of banken omvallen; de taak van de journalist is het om te publiceren en niet verder over de gevolgen na te denken. Mochten de consequenties negatief zijn, dan is dat niet de verantwoordelijkheid van de journalist, maar de verantwoordelijkheid van de machtigen van deze wereld die de banken laten omvallen of soldaten in de vuurlinie plaatsen.
    Ik ben het hier hartgrondig mee oneens. Op individueel niveau zijn privacy en geheimhouding, een zekere mate van discretie, de smeerolie van de maatschappij. Als ik alle escapades binnen mijn vriendenkring aan de grote klok ga hangen, zal ik snel geen vriend meer overhouden. En misschien is het soms beter om een collega niet te zeggen dat-ie er vandaag niet zo goed uitziet.
    We noemen dit privacy. Maar wat geldt voor individuen, geldt ook voor bedrijven en zelfs voor regeringen. Voor het goed functioneren van onze maatschappij en economie is het nodig dat sommige dingen geheim blijven. Dat is voor een journalist een volstrekt tegennatuurlijke opvatting. En ik voel me nu voor het eerst van mijn leven gedwongen om haar te verdedigen; en dat heeft natuurlijk alles te maken met de ontzettende radicaliteit van de onthullingen van Wikileaks.
  2. Wikileaks verandert voor altijd de journalistieke praktijk. Regeringen, grote bedrijven en instellingen zijn te machtig en hun voorlichtingsapparaat is te groot geworden om door journalisten volledig doorgrond te worden. Wat Wikileaks bevestigt, is dat journalisten niet meer zonder hulp van buitenaf komen. De grootste onthullingen die nu worden gedaan, zijn het gevolg van een intensieve samenwerking tussen de groep vrijwilligers en professionals die Wikileaks runnen en de beste journalistieke organisaties ter wereld.
    Hierover hoef ik niet zo lang na te denken. Het is een ontwikkeling die al langer aan de gang is en zeker na de komst van het internet in een stroomversnelling is geraakt. We noemen dat soms burgerjournalistiek of User Generated Content – het maakt eigenlijk niet uit hoe we het noemen, maar de doorbraak van Wikileaks is meer dan alleen een kwantitatieve: het is een fase-overgang, zoals wanneer water bevriest en de watermoleculen, vastgelegd in ijskristallen, een compleet andere kwaliteit krijgen. Wikileaks vraagt om een aanpassing van journalistieke organisaties. Die moeten mensen gaan inhuren die thuis zijn in technieken als data-mining, of die snel grote massa’s mensen kunnen mobiliseren om te helpen bij het analyseren van grote hoeveelheden gegevens. En journalisten moeten een hacker-mentaliteit krijgen – hun ontzag verliezen voor de techniek achter computers en het internet.
  3. Wikileaks heeft een grote macht, maar is minder dan traditionele nieuwsorganisaties zoals de New York Times en The Guardian onderhevig aan controle en checks van buiten. Wikileaks wordt door niets of niemand in toom gehouden – het is mij zelfs onduidelijk onder welk rechtssysteem of jurisdictie Wikileaks valt – , en dat kan een onbehaaglijk gevoel veroorzaken. Als de Guardian zijn werk slecht doet, lopen lezers en adverteerders weg en valt de krant om. Maar wie tikt Julian Assange en de zijnen op de vingers?
    Dit is misschien wel het belangrijkste punt, dat absoluut niet onderschat mag worden. De normale juridische en, naar het zich laat aanzien ook economische, controlemechanismen ontbreken. Dus worden nu allerlei oneigenlijke middelen gebruikt om Wikileaks te ondermijnen: de toegang tot hun hostingproviders wordt hun ontzegd,  hun bankrekeningen geblokkeerd. Wikileaks wordt beschouwd en bejegend als een terroristische organisatie. Nu kunnen we hierover langdurig jeremiëren, en de acties van de Amerikaanse regering vind ik zonder meer afkeurenswaardig, maar het is constructiever om aan alternatieven te denken. Centrale vraag daarbij is: hoe kunnen we zorgen dat Wikileaks verantwoording aflegt zonder dat het daarmee tegelijkertijd zijn vrijheid verliest om te publiceren? Over het antwoord op die vraag moeten we maar eens wat langer gaan nadenken.

Wikileaks brengt ons overheid 2.0

The Economist heeft een verstandig verhaal gepubliceerd over Wikileaks. Het gaat niet zozeer om de aard en de inhoud van de onthullingen, maar om de transparantie die door nieuwe technologieën steeds meer wordt afgedwongen bij bedrijven en overheden. Veel ondernemingen en non-profitinstellingen hebben inmiddels al door dat nieuwe media, en de manier waarop mensen daarmee omgaan, veranderingen afdwingen in de bedrijfscultuur.

Er zijn natuurlijk kansen en bedreigingen: bedreigingen omdat de nieuwe media een verlies aan controle over de boodschap met zich meebrengen. Als je product vroeger werd afgekraakt, gebeurde dat in de beslotenheid van een verjaardagsfeestje en was de schade beperkt. Nu kunnen er meteen honderdduizenden mensen kennis van nemen. Maar ook kansen: wie open en transparant is over zijn bedrijfsprocessen, kweekt vertrouwen en een langdurige band, die ook in tijden dat het tegenzit, waardevol kan zijn.

De Amerikaanse regering kampt ook met dit dubbele effect. Aan de ene kant is er de directe schade die vooral diplomatiek van aard is. Amerikaanse diplomaten zullen zich ook in hun interne ambtsberichten in de toekomst misschien wel diplomatieker uitlaten om niet het risico te lopen dat hun openhartigheden later voor een miljoenenpubliek bekend worden. En hun gesprekspartners zullen misschien ook minder snel het achterste van hun tong laten zien. Maar gek genoeg kweekt de hele affaire ook sympathie voor de Amerikaanse diplomatieke dienst. Veel diplomaten blijken niet van humor gespeende bureaucraten, die in ieder geval over een scherp waarnemingsvermogen beschikken. En tegelijkertijd komen de Amerikanen ook naar voren als een matigende kracht in de wereld.

Ik zou zeggen: trek je conclusies. Zonder nou meteen een pleidooi te willen houden voor het volledig opengooien van alle diplomatieke post – dan zou het snel gedaan zijn met Amerika’s supermacht -, zouden de VS wellicht wel iets minder krampachtig kunnen zijn in hun jacht op Julien Assange, oprichter van Wikileaks, en Amazon niet meteen dwingen om hun hostingdiensten aan Wikileaks te staken. Een actie die overigens ook weinig zin heeft: alle documenten zijn inmiddels ook al via torrents te downloaden. Zo bezien kan de hele affaire ook de eerste opstap zijn naar een overheid 2.0.

Wikileaks schiet zijn doel nu ver voorbij

Ben ik als journalistiek professional heel afvallig als ik meen dat Wikileaks zijn doel voorbij is geschoten?

Zolang deze klokkenluiderssite documenten publiceert over martelingen of andere misstanden in onze westerse democratieën, vind ik dat ze fantastisch werk doet. Maar welk belang is gediend bij publicatie van de mening van de Amerikaanse ambassadeur over Berlusconi? Hoe dient het de democratie dat we weten dat de Italiaanse regeringsleider een ijdeltuit is, en het Angela Merkel ontbreekt aan creativiteit?

Natuurlijk kun je publicatie hiervan verdedigen door te zeggen dat volledige transparantie onze overheden uiteindelijk beter zal maken. Maar daarin geloof ik niet. Integendeel. Als individu ben ik gesteld op een zekere mate van privacy. De meeste bedrijven zijn dat ook, en om goede redenen: als alle interne documenten op straat komen te liggen, is concurrentie feitelijk onmogelijk. Natuurlijk hoeft een overheid niet te concurreren. Maar daar spelen hele andere belangen.

Als een overheidsdienst niet meer in vertrouwen kan communiceren met andere onderdelen uit zijn bureaucratie, is het gevaar levensgroot dat cruciale informatie helemaal niet meer wordt gedeeld. De ambassades zullen voortaan twee keer nadenken voordat ze hun beoordelingen van nationale politici in de landen waar ze werken naar Washington versturen. Hun boodschappen zullen voortaan gedrenkt zijn in risicoloze beschrijvingen die we kennen als diplomatieke communiques. Als instrument voor beleid worden ze dan waardeloos.

Ook in deze berg van documenten die Wikileaks nu heeft gepubliceerd, schuilen sappige onthullingen. Het is wel van belang, denk ik, om te weten dat Saoedi-Arabië heeft gevraagd om een aanval op Iran: dat werpt een aardig licht op de verhoudingen in het Midden-Oosten. Maar neem de verdenking, niet hard gemaakt, dat de Russische leider Poetin banden zou hebben met de georganiseerde misdaad? De man is er nooit voor aangeklaagd, laat staan veroordeeld – en zolang dat niet het geval is en hij een prominente rol speelt in Rusland, moeten we het met hem doen. Onze houding, ons beleid tegenover de Russische regering wijzigt er geen sikkepit door.

Mijn vraag is: zijn alle onthullingen die we dezer dagen te horen krijgen (en er komen vast nog heel spectaculaire aan) van even grote waarde? En als we die vraag ontkennend beantwoorden – schiet Wikileaks dan niet zijn doel voorbij door zich kwetsbaar te maken voor verwijten van effectbejag en goedkope publiciteitsdrang?

Dat zou heel erg jammer zijn, want ik meen oprecht dat Wikileaks tot dusver een belangrijke maatschappelijke rol heeft vervuld met zijn onthullingen over de oorlogen in Irak en Afghanistan, over Icesave en andere schandalen. Ik verafschuw de campagne die nu onder leiding van de Amerikaanse overheid tegen Wikileaks wordt gevoerd. Maar ik ben bang dat de huidige publicatiegolf de vijanden eerder helpt dan schade toebrengt.

Nieuwe journalistiek bij wikileaks en paper.li

Twee mooie voorbeelden deze week van de manier waarop het internet traditionele nieuwsorganisaties bedreigt. Wikileaks.org en paper.li bedrijven journalistiek – weliswaar niet op de manier zoals wordt onderwezen aan de hogescholen en universiteiten, maar de bezoeker van deze sites ziet er in ieder geval een paar tradtionele journalistieke rollen uitgevoerd.

 

In het geval van Wikileaks is dat de rol van diepgaand onderzoek. De site kwam deze week zelf in het nieuws omdat er een video op werd gepubliceerd van de aanval van een Amerikaanse legerhelikopter op een aantal ongewapende Iraakse burgers. De publicatie schoot de Amerikaanse minister van Defensie Gates volledig in het verkeerde keelgat. ‘Deze mensen kunnen plaatsen wat ze willen, en ze worden er nooit verantwoordelijk voor gehouden’, aldus Gates.

 

Paper.li neemt een andere traditionele journalistieke rol over: die van filter en sorteerder. Iedereen met een account op Twitter of Facebook kan er zijn eigen krant maken. Het enige wat je moet doen: vertellen wie de hoofdredacteur is. Met de keuze van de hoofdredacteur heb je meteen je redactie te pakken. Want die bestaat uit alle twitteraars die de hoofdredacteur volgt. Een voorbeeldje? Stel dat je Paris Hilton interessant vindt, dan worden haar tweets (de korte berichtjes van niet meer dan 140 lettertekens), plus die van de 275 mensen die zij zelf volgt, gescand op links naar andere sites: nieuwsberichten, blogposts, foto’s, video’s en wat dies meer zij. Het uitgangspunt natuurlijk is dat deze links interessant zijn voor iedereen die Paris Hilton interessant vindt.

 

Paper.li werd op een nieuw blog van Twitter al de New York Twimes  genoemd. Gekheid natuurlijk. Het duurt nog wel even voordat nieuwe initiatieven zoals Wikileaks en paper.li de kwaliteit en betrouwbaarheid van de NYT benaderen. The Guardian publiceerde deze week een kritisch artikel over de schimmigheid achter Wikileaks. De Britse krant verwijt de site dat haar oprichters en deelnemers voor een groot deel onbekend zijn en blijven. Bovendien zou Wikileaks doorslaan in zijn drang naar openheid: zij bestrijdt de geheimzinnigheid van grote instellingen en overheden met een openheid die uiteindelijk de privacy van burgers en instellingen onevenredig schendt.

 

Dat is natuurlijk ook precies waar Gates op doelt. Het is algemeen bekend wie de mensen zijn die de traditionele media volschrijven, terwijl Wikileaks zich hult in geheimzinnigheid. Uit zelfbescherming, laten de initiatiefnemers weten. Critici beweren dat dit precies het grote verschil is tussen de nieuwe journalistieke initiatieven die her en der op het internet opduiken, en de traditionele media. Wikileaks en paper.li zijn aan niemand verantwoording schuldig. Als ze hun werk niet goed doen, worden ze snel irrelevant, maar in de tussentijd kunnen ze forse schade hebben toegebracht aan maatschappij en individuen. Deze sites moeten in die zin wel serieus worden genomen, maar kunnen niet als journalistieke media worden beschouwd.

 

Deze kritiek gaat eraan voorbij dat ook traditionele media moeite hebben met het afleggen van verantwoording over hun journalistieke praktijken. Quis custodiet ipsos custodes? Wie bewaakt de ‘waakhonden van de democratie’? Natuurlijk, er zijn ombudsmannen en raden voor de journalistiek. In het uiterste geval kan de rechter ingrijpen. Maar wie de moeite heeft genomen om Flat Earth News te lezen van de Britse journalist Nick Davies, weet dat de traditionele journalistiek op zijn grondvesten wankelt door de steeds toenemende publicatiedruk en verkoopdrang.

 

Los daarvan: het zijn niet de critici die het succes van een site als wikileaks maken of kraken. Dat zijn in eerste instantie de bezoekers. Als zij voor hun nieuwsbehoefte kunnen volstaan met een surftocht langs drie of vier favoriete sites, waarom zouden zij dan nog een krantenabonnement nemen of naar het televisiejournaal kijken? Recent Amerikaans onderzoek wijst uit dat de meeste Amerikanen liever afstand doen van hun tv dan van hun internetverbinding. Dat moet te denken geven. Dan kun je nog zo hard beweren dat serieuze journalistiek op internet nauwelijks te vinden is, maar de term ‘journalistiek’  heeft dan zijn waarde volledig verloren.

 

Een schrale troost bij deze overwegingen: de jury van de belangrijkste prijzen (de Webby Awards) voor vernieuwend internetgebruik heeft, net als vorig jaar, vooral traditionele media-organisaties genomineerd. De BBC en de New York Times slepen respectievelijk 9 en 15 nominaties in de wacht. Er is dus hoop.