Sociale intelligentie helpt beter dan een privacywet

 

Sociale intelligentie helpt beter dan een privacywet
Ouders van kleine kinderen kennen de situatie wel. Etenstijd, en je staat te springen om de nieuwste roddels van de werkvloer met je beminde te delen. Alleen, de kinderen luisteren mee, en die hoeven niet onmiddellijk te weten dat die aardige Oom Henk, die soms over de vloer komt, er een scharrel op nahoudt. Zijn escapades worden zodanig omfloerst besproken dat de kinderen alleen meekrijgen dat Oom Henk van avonturen houdt, terwijl  je teergeliefde van de hoed en de rand weet.
Nog een voorbeeld. Carmen, een studente die net op zichzelf is gaan wonen, is ten einde raad: haar vriendje heeft het net uitgemaakt. Maar ze weet, als ze zich helemaal laat gaan op Twitter of op Facebook, dat haar moeder zich doodongerust gaat maken. Die houdt al die sociale netwerken immers ook goed bij, al was het maar om te weten wat haar dochter uitspookt. Carmen heeft daar meestal geen moeite mee, want ze kan het goed vinden met haar moeder. Maar nu, in deze omstandigheden, komt het wat slecht uit om op haar digitale sociale netwerken open kaart te spelen. Tegelijkertijd heeft ze wel behoefte aan wat troostende woorden van haar vrienden.
Dus wat doet Carmen? Ze post het refrein uit Monty Pythons hit ‘Always look on the bright side of life’. Haar moeder belt haar, blij om te merken dat het goed met haar gaat. En haar vrienden bellen ook, maar die hebben de boodschap beter begrepen. Ze kennen de film en weten dat hoofdpersoon Brian het lied zingt als hij al aan het kruis is genageld en bijna gaat sterven. Zij weten precies hoe ze Carmens stemming moeten inschatten.
Voor deze techniek bestaat een mooie term: steganografie. En we leren ook online steeds beter om ons ‘steganografisch’ uit te drukken. Dat moet ook wel, gegeven het feit dat privacy op het internet een steeds kwetsbaarder begrip wordt. Als ik een update schrijf op Facebook, moet ik laveren tussen twee uitersten. Mijn collega’s hoeven niet altijd te weten wat mij privé bezighoudt; maar als ik al te voorzichtig ben, heeft het bijhouden van een Facebook-account niet zoveel zin meer. Het gaat er immers om dat je vrienden snel op de hoogte worden gebracht van je wederwaardigheden – die dien je dus niet te verbergen.
Het voorbeeld van Carmen komt van de Amerikaanse sociologe Danah Boyd op het weblog DML Central.  Er is natuurlijk een equivalent in het echte leven: tieners gebruiken soms  een soort straattaal, die deels is bedoeld als een middel om jezelf te identificeren als groepslid, maar zeker ook dienst doet om ongewenste toehoorders buiten te houden.
Het online voorbeeld is pregnant. Het zijn vooral volwassenen die zich druk maken over het verlies aan privacy bij sociale netwerken op internet. Zij zoeken hun heil in techniek en in regels, maar telkens opnieuw blijken de regels achterhaald op het moment dat ze worden opgesteld, terwijl de techniek het vaak laat afweten. Jongeren, zegt Boyd, hanteren een andere tactiek. Zij passen hun boodschappen aan en laten precies zoveel van zichzelf zien als ze willen. Hun manier van communiceren is gelaagd; de oppervlakkige beschouwer (en Carmens moeder) ziet dat ze blij is, haar beste vrienden weten dat ze zich rot voelt en steun nodig heeft.
Met dit soort intelligentie kom je op internet uiteindelijk verder dan met technische foefjes of een beroep op de privacywetten.

Ouders van kleine kinderen kennen de situatie wel. Etenstijd, en je staat te springen om de nieuwste roddels van de werkvloer met je beminde te delen. Alleen, de kinderen luisteren mee, en die hoeven niet onmiddellijk te weten dat die aardige Oom Henk, die soms over de vloer komt, er een scharrel op nahoudt. Zijn escapades worden zodanig omfloerst besproken dat de kinderen alleen meekrijgen dat Oom Henk van avonturen houdt, terwijl  je teergeliefde van de hoed en de rand weet.

Nog een voorbeeld. Carmen, een studente die net op zichzelf is gaan wonen, is ten einde raad: haar vriendje heeft het net uitgemaakt. Maar ze weet, als ze zich helemaal laat gaan op Twitter of op Facebook, dat haar moeder zich doodongerust gaat maken. Die houdt al die sociale netwerken immers ook goed bij, al was het maar om te weten wat haar dochter uitspookt. Carmen heeft daar meestal geen moeite mee, want ze kan het goed vinden met haar moeder. Maar nu, in deze omstandigheden, komt het wat slecht uit om op haar digitale sociale netwerken open kaart te spelen. Tegelijkertijd heeft ze wel behoefte aan wat troostende woorden van haar vrienden.

Dus wat doet Carmen? Ze post het refrein uit Monty Pythons hit ‘Always look on the bright side of life’. Haar moeder belt haar, blij om te merken dat het goed met haar gaat. En haar vrienden bellen ook, maar die hebben de boodschap beter begrepen. Ze kennen de film en weten dat hoofdpersoon Brian het lied zingt als hij al aan het kruis is genageld en bijna gaat sterven. Zij weten precies hoe ze Carmens stemming moeten inschatten.

Voor deze techniek bestaat een mooie term: steganografie. En we leren ook online steeds beter om ons ‘steganografisch’ uit te drukken. Dat moet ook wel, gegeven het feit dat privacy op het internet een steeds kwetsbaarder begrip wordt. Als ik een update schrijf op Facebook, moet ik laveren tussen twee uitersten. Mijn collega’s hoeven niet altijd te weten wat mij privé bezighoudt; maar als ik al te voorzichtig ben, heeft het bijhouden van een Facebook-account niet zoveel zin meer. Het gaat er immers om dat je vrienden snel op de hoogte worden gebracht van je wederwaardigheden – die dien je dus niet te verbergen.

Het voorbeeld van Carmen komt van de Amerikaanse sociologe Danah Boyd op het weblog DML Central.  Er is natuurlijk een equivalent in het echte leven: tieners gebruiken soms  een soort straattaal, die deels is bedoeld als een middel om jezelf te identificeren als groepslid, maar zeker ook dienst doet om ongewenste toehoorders buiten te houden.

Het online voorbeeld is pregnant. Het zijn vooral volwassenen die zich druk maken over het verlies aan privacy bij sociale netwerken op internet. Zij zoeken hun heil in techniek en in regels, maar telkens opnieuw blijken de regels achterhaald op het moment dat ze worden opgesteld, terwijl de techniek het vaak laat afweten. Jongeren, zegt Boyd, hanteren een andere tactiek. Zij passen hun boodschappen aan en laten precies zoveel van zichzelf zien als ze willen. Hun manier van communiceren is gelaagd; de oppervlakkige beschouwer (en Carmens moeder) ziet dat ze blij is, haar beste vrienden weten dat ze zich rot voelt en steun nodig heeft.

Met dit soort intelligentie kom je op internet uiteindelijk verder dan met technische foefjes of een beroep op de privacywetten.