Anonymous is het RaRa van de 21e eeuw

Volkskrant-interview met twee Anonymous-leden

Intrigerend verhaal in de Volkskrant vandaag over Anonymous, de amorfe groep hackers die de afgelopen jaren van zich deed spreken in de discussies rond Wikileaks. Van de ondertitel in het screenshot van hiernaast, zo blijkt uit het stuk, klopt helemaal niets. Anonymous was van alles, maar in geen geval een organisatie van gelijkgestemden. Dat bleek vorig jaar natuurlijk al bij de afsplitsing van Lulzsec.

De Volkskrant interviewde Parmy Olson, bureauchef van Forbes in Londen, die een jaar lang onderzoek heeft gedaan naar de hackersgroep. Haar belangrijkste conclusie: het belang van Anonymous wordt overschat. Zo luidt ook de kop boven het verhaal. Maar dat lijkt me iets te kort door de bocht. Olson baseert deze uitspraak op haar waarneming dat Anonymous slecht georganiseerd is (wat wel geheel in stijl van de ideologie is natuurlijk) en de aanvallen slecht worden voorbereid. Anonymous als geheel is 'een groep waarin niemand voor honderd procent te vertrouwen is en waarin de leden niet alleen de buitenwereld, maar ook elkaar manipuleren'.

Een intrigerende uitspraak weliswaar, maar in ieder geval niet eentje waaruit je het belang (of het ontbreken ervan) van Anonymous kunt afleiden. Anonymous is volgens mij wel degelijk van groot belang geweest. Anonymous is het RaRa van de 21e eeuw, de mobilisator van online onvrede met machtige economische, politieke en maatschappelijke actoren. Anonymous voert een guerrillastrijd met moderne middelen. In plaats van brandbommen en explosieven gebruikt Anonymous SQL-injecties, open poorten en DDOS-aanvallen. Net als RaRa wordt Anonymous gedreven door een ideologie: die van het volstrekt vrije internet, waarop iedereen zijn gang kan gaan, en de volstrekte transparantie van politiek en maatschappij.

Dat de aanvallen van Anonymous worden ingegeven door opportunisme in plaats van strategie: dat maakt Olson in het interview niet duidelijk.

Het belang van Anonymous: zij hebben het politieke verzet tegen de westerse maatschappij in een modern jasje gegoten. Dat het jasje na een jaar of wat al gescheurd en verschoten is, doet aan het initiatief naar mijn idee weinig af. Het internet als guerrillawapen blijft niet beperkt tot de dictaturen in verre landen, maar kan ook hier wortel schieten. Of, zoals Olson dat verwoordt: 'Er is ook een linksere, meer activistische groep binnen Anonymous die hoopt de internationale bewustwording over bepaalde onderwerpen te kunnen stimuleren. Ik denk dat die activistische tak nog wel groter zal gaan worden.'

En die conclusie kan ik dan wel delen.

foto Videocapture Volkskrant-interview

Geen recht op vergeten in journalistiek werk

Tot de moeilijkste problemen in mijn tijd als Hoofd Online van de Volkskrant behoorde de omgang met het archief. We baseerden ons natuurlijk op het principe dat het archief van grote journalistieke, economische en historische waarde was, waar we niet aan wilden tornen. Verzoeken om artikelen uit het archief te verwijderen of te wijzigen werden dan ook standaard afgewezen.

Toch werd het geleidelijk aan steeds moeilijker om aan die lijn vast te houden. Wat doe je met het verzoek van een jonge vrouw, begin twintig, die problemen ervoer in haar persoonlijke leven vanwege een stuk dat in de krant had gestaan. Toen ze een beetje jonger was, had ze ooit behoorlijk afgegeven op haar ouders. Dat was in een reportage over de verdwijnende generatiekloof. Ze had met naam en toenaam in de krant gestaan, het stuk kwam later op internet terecht, en wie ging Googlen op haar naam, kwam uit op dat verhaal.

Je kunt zeggen: als iemand met de krant praat, weet-ie dat het gepubliceerd gaat worden en dat het onder ogen van veel mensen gaat komen. Maar niet iedereen realiseert zich dat een krantenverhaal niet meer is als vroeger, toen het archief eigenlijk alleen door professionele documentalisten en archivarissen werd bekeken. Dat verhaal komt namelijk vaak op internet terecht, en zoals iedereen weet, heeft het web een oneindig geheugen. Maar zeker in de tijd dat dit voorbeeld speelt, was het nog niet zo gebruikelijk dat verhalen op de site terecht kwamen. Misschien was de veronderstelling in die tijd wel heel terecht dat het stuk de volgende dag gebruikt zou worden om de vis in te verpakken.

Naar mijn idee rust op journalisten de plicht om kwetsbare mensen in bescherming te nemen; heel jonge mensen bijvoorbeeld, of bronnen van wie je kunt vermoeden dat ze geestelijk niet helemaal in orde zijn, kunnen worden beschermd door niet hun werkelijke namen te gebruiken. In de meeste gevallen doet de werkelijke identiteit niet ter zake voor dat soort verhalen. Een reportage over misstanden in een bejaardentehuis wordt er niet slechter van als wordt vermeld dat mevrouw Pietersen in werkelijkheid niet zo heet. Het gaat om de beschrijving van de omgeving, niet om de persoon van mevrouw Pietersen.

Ik kom erop vanwege een nieuw voorstel van de Europese Commissie over het recht van burgers om 'vergeten' te worden, concreter: de mogelijkheid die burgers moeten krijgen om data die ondernemingen over hen hebben verzameld, te laten vernietigen. Een van de uitzonderingen op die regel is dat journalistieke archieven tot op zekere hoogte uitgezonderd zullen worden van deze maatregel. Verantwoordelijk Eurocommissaris Viviane Reding erkent dat deze archieven een grote waarde hebben. Aantasting daarvan is een vorm van vernietiging van ons historisch kapitaal. De vraag die zich onmiddellijk opdringt is naar de definitie van journalistiek. Het is hetzelfde probleem als de ethische waakhonden in diverse landen parten speelt. In sommige landen kunnen journalisten bijvoorbeeld niet verplicht worden om hun bronnen bekend te maken. Maar wie mag zich journalist noemen en dus een beroep doen op dit verschoningsrecht? Wie mag zich journalist noemen en zijn archief beschermen met een beroep op de journalistieke waarde?

Is dit blog journalistiek? En het blog dat ik destijds bij de Volkskrant bijhield?

Mochten we denken dat Redings voorstel duidelijkheid schept voor journalisten: nee. Zover zijn we helaas nog niet.

De waarde van nieuws

Zolang ik me kan herinneren ben ik verslaafd aan nieuws. Op vakantie maak ik er een gewoonte van om dagelijks een krantje te kopen; als ik een Volkskrant of NRC kan vinden, perfect, maar zelfs het lokale sufferdje is goed – als ik maar het idee heb dat ik verbonden blijf aan de constante nieuwsstroom die door ons leven loopt. Het is een prettig onderdeel van de vakantieroutine, om aan het eind van de middag ergens een beschaduwde plek op te zoeken, ene goed glas wijn te drinken met wat nootjes erbij, en mijn krantje open te slaan.

Ik was eigenlijk bijna vergeten hoe belangrijk die routine voor me is, totdat ik er deze zomer, op reis door Cuba, weer eens mee geconfronteerd werd. Er zijn twee krantjes te koop, Granma en Juventud – de een nog dunner dan de ander. 8 Pagina’s op tabloid formaat, dat is het wel zo’n beetje. Nauwelijks internationaal nieuws, en wat er is vanzelfsprekend fors gekleurd door de kijk van de Castrootjes op de wereld. Dat wil zeggen: lovende woorden voor de verworvenheden van Hugo Chavez, de president van Venezuela die in het land was om behandeld te worden tegen kanker. Een rare dubbele kijk op de opstand in Libië; en geen goed woord voor Obama, die al net zo’n foute president is als zijn voorganger. Verder veel informatie over de tabaksoogst, een nieuw kinderopvang-centrum in Camagüey, en de laatste uitslagen van het ‘beisbol’ (baseball), de nationale sport van Cuba.

Verstoken dus van nieuws – want internet is er ook al nauwelijks. Zes euro per uur kost het, als je het al kunt vinden, en het is tergend traag. Op je computer is een raar soort uitgeklede versie van Windows XP te vinden (wat ik opmerkelijk vond, gegeven de verdere onvindbaarheid van moderne Amerikaanse producten op Cuba – je zou verwachten dat de regering de ideologie van de open source zou omarmen). Als je geluk hebt, heeft een slimme beheerder naast IE6 ook nog een relatief nieuwe versie van Firefox geïnstalleerd. Maar dat is het wel.

Cuba is een fascinerend land. We spraken met boeren, die ons vertelden dat ze voor het slachten van hun eigen koe toestemming nodig hadden van de regering, en dat ze niet zelf de prijs voor hun tabak mochten bepalen; die wordt twee keer per jaar vastgesteld door de regering. Het heeft niet veel zin om ambitieus te zijn – de grenzen van je mogelijkheden worden niet door jouzelf bepaald, maar door de overheid.

Maar tegelijkertijd een land vol zon en muziek, met een uitstekende gezondheidszorg, op de meeste plaatsen stroom, een werkend riool en gemakkelijke toegang tot schoon water. Een land met relatief weinig gemotoriseerd verkeer (veel oude Amerikaanse sleeën!), weinig mogelijkheden om te shoppen, en nauwelijks advertenties. Een land waar je gemakkelijk afstand kunt nemen van je normale hectische tempo. Is er een verband tussen deze verworvenheden en al die blijdschap die we onderweg zagen? Of was die vrolijkheid pure  fake, een decor dat voor de toeristen in stand blijft? Kan het me toch nauwelijks voorstellen – dat vergt een wijd verbreid toneeltalent. Natuurlijk ben ik een naïeve toerist. Ik zou er veel langer moeten wonen om me een beter gefundeerd oordeel te vormen. En het is vanuit mijn positie als rijke Hollander gemakkelijk om me te wentelen in nostalgie over deze samenleving, die qua tempo misschien wel een beetje lijkt op het Nederland van vijftig jaar geleden.

Mijn nieuwsverslaving is op Cuba overigens niet genezen.

Maak publieke omroep écht publiek

De snelste en best doordachte reactie op het VVD-plan om de internetactiviteiten van de omroepen te kortwieken, kwam van GeenStijl-oprichter Ambroos Wiegers. Wiegers maakt korte metten met het voornemen. Het enige bezwaar dat ik tegen zijn analyse heb, is dat het plan volgens hem het gevolg is van een jarenlange lobby van de krantenbazen. Ik ben bang dat dat te veel eer is. Volgens mij was het VVD-kamerlid van Miltenburg zelf die op eigen kracht, met nul verstand van zaken, het idee lanceerde.
Niet dat het de krantenuitgevers slecht uitkomt. Integendeel. De hoofdredacteur van de Volkskrant noemt het voor de kranten ‘een goede ontwikkeling’. Dat vind ik een kortzichtige reactie. Natuurlijk is er sprake van concurrentievervalsing door de publieke omroep, maar die vindt over de hele linie plaats, niet alleen op het internet.  De  omroep heeft een wettelijk opgelegde taak om onder meer nieuws en actualiteiten te presenteren. Daarvoor krijgen de omroepen niet alleen zo’n 800 miljoen euro per jaar overgemaakt, maar maken ze ook nog gebruik van extra reclame-inkomsten. Tegelijk is het de omroepen verboden om extra commerciële activiteiten te ontplooien.
Het is tegen die rare constructie dat de krantenuitgevers te hoop zouden moeten lopen. Mijn pleidooi zou zijn: maak publiek ook werkelijk publiek.
Op de eerste plaats: de ster moet afgeschaft. De ster werkt verstorend op de markt, omdat het advertentiegelden binnensleept die anders naar puur commerciële partijen zou gaan. Op de tweede plaats:  de omroep zit op haar eigen producten als een hen op haar eieren. Dat is raar: wat met publiek geld gefinancierd is, is van ons allemaal. Zie de hele discussie rondom de publicatierechten van de programmagegevens. Het heeft decennia geduurd voordat de omroep eindelijk in beweging kwam en het goed vond dat derde partijen, zij het mondjesmaat, toegang kregen tot de gegevens.
Dat moet rigoureus anders. Alles wat de omroep publiceert, moet publiek bezit worden. En dan, Anouchka van  Miltenburg, op een moderne manier. Weet u, met dat internet kun je tegenwoordig best wel veel. Heeft u wel eens op Wikipedia gekeken? Klein voorbeeldje van modern gebruik van internet. En publiek bezit, letterlijk. U en ik kunnen zo meteen  het lemma dat over u gaat, aanpassen naar ons eigen inzicht. Ik zou er bijvoorbeeld in kunnen zetten dat u weinig verstand heeft van media.
Alle omroepproducties moeten op zo’n manier ontsloten worden. Stel het bewerkte én het ruwe audio en videomateriaal beschikbaar voor bewerking door wie maar wil. Dat kunnen commerciële partijen zijn zoals krantenuitgevers, maar ook de buurjongen die zijn eigen mashup wil maken van Paul de Leeuw en Sacha de Boer.
Overigens schuilt in dit voorbeeld (Paul de Leeuw) ook meteen een ander probleem in de huidige omroepwet. Want Paul de Leeuw drijft een commerciële onderneming, die zelf de rechten heeft op zijn programma’s en slechts een uitzendlicentie verkoopt aan de VARA. Ook van dit soort rare constructies moeten we dus af. Programma’s die met publiek geld van derden worden gekocht, worden publiek bezit. Klaar. Anders kopen we ze maar niet. En wil Paul de Leeuw dit niet? Geen probleem toch – er zijn genoeg commerciële partijen waar hij zijn programma’s aan kan slijten. Lossen we meteen een ander probleem op: hoe zorgen we dat de publieke omroep kwaliteit kan waarborgen en niet hoofdzakelijk rotzooi uitzendt die geschikt is om Henk, Ingrid en Anouchka van Miltenburg tevreden te laten onderuitzakken.

De snelste en best doordachte reactie op het VVD-plan om de internetactiviteiten van de omroepen te kortwieken, kwam van GeenStijl-oprichter Ambroos Wiegers. Wiegers maakt korte metten met het voornemen. Het enige bezwaar dat ik tegen zijn analyse heb, is dat het plan volgens hem het gevolg is van een jarenlange lobby van de krantenbazen. Ik ben bang dat dat te veel eer is. Volgens mij was het VVD-kamerlid van Miltenburg zelf die op eigen kracht, met nul verstand van zaken, het idee lanceerde.

Niet dat het de krantenuitgevers slecht uitkomt. Integendeel. De hoofdredacteur van de Volkskrant noemt het voor de kranten ‘een goede ontwikkeling’. Dat vind ik een kortzichtige reactie. Natuurlijk is er sprake van concurrentievervalsing door de publieke omroep, maar die vindt over de hele linie plaats, niet alleen op het internet. De omroep heeft een wettelijk opgelegde taak om onder meer nieuws en actualiteiten te presenteren. Daarvoor krijgen de omroepen niet alleen zo’n 800 miljoen euro per jaar overgemaakt, maar maken ze ook nog gebruik van extra reclame-inkomsten. Tegelijk is het de omroepen verboden om extra commerciële activiteiten te ontplooien.

Het is tegen die rare constructie dat de krantenuitgevers te hoop zouden moeten lopen. Mijn pleidooi zou zijn: maak publiek ook werkelijk publiek.

Op de eerste plaats: de ster moet afgeschaft. De ster werkt verstorend op de markt, omdat het advertentiegelden binnensleept die anders naar puur commerciële partijen zou gaan. Op de tweede plaats: de omroep zit op haar eigen producten als een hen op haar eieren. Dat is raar: wat met publiek geld gefinancierd is, is van ons allemaal. Zie de hele discussie rondom de publicatierechten van de programmagegevens. Het heeft decennia geduurd voordat de omroep eindelijk in beweging kwam en het goed vond dat derde partijen, zij het mondjesmaat, toegang kregen tot de gegevens.

Dat moet rigoureus anders. Alles wat de omroep publiceert, moet publiek bezit worden. En dan, Anouchka van Miltenburg, op een moderne manier. Weet u, met dat internet kun je tegenwoordig best wel veel. Heeft u wel eens op Wikipedia gekeken? Klein voorbeeldje van modern gebruik van internet. En publiek bezit, letterlijk. U en ik kunnen zo meteen het lemma dat over u gaat, aanpassen naar ons eigen inzicht. Ik zou er bijvoorbeeld in kunnen zetten dat u weinig verstand heeft van media.

Alle omroepproducties moeten op zo’n manier ontsloten worden. Stel het bewerkte én het ruwe audio en videomateriaal beschikbaar voor bewerking door wie maar wil. Dat kunnen commerciële partijen zijn zoals krantenuitgevers, maar ook de buurjongen die zijn eigen mashup wil maken van Paul de Leeuw en Sacha de Boer.

Overigens schuilt in dit voorbeeld (Paul de Leeuw) ook meteen een ander probleem in de huidige omroepwet. Want Paul de Leeuw drijft een commerciële onderneming, die zelf de rechten heeft op zijn programma’s en slechts een uitzendlicentie verkoopt aan de VARA. Ook van dit soort rare constructies moeten we dus af. Programma’s die met publiek geld van derden worden gekocht, worden publiek bezit. Klaar. Anders kopen we ze maar niet. En wil Paul de Leeuw dit niet? Geen probleem toch – er zijn genoeg commerciële partijen waar hij zijn programma’s aan kan slijten. Lossen we meteen een ander probleem op: hoe zorgen we dat de publieke omroep kwaliteit kan waarborgen en niet hoofdzakelijk rotzooi uitzendt die geschikt is om Henk, Ingrid en Anouchka van Miltenburg tevreden te laten onderuitzakken.

Mediavoornemens Rutte stralen armoede uit

Woensdag vroeg iemand mij wat ik van de mediaplannen van het nieuwe kabinet vind. Geen idee, eerlijk gezegd. Natuurlijk weet ik van de voorgestelde bezuinigingen op de publieke omroep (joepie – ik ben een groot voorstander van een sterke publieke omroep, maar die kun je alleen maar inrichten als het huidige bestel volledig op de schop gaat), maar of het kabinet ook nog andere plannen had op het gebied van media?

Het regeerakkoord er maar eens op nageslagen. Lang bladeren. Uiteindelijk kom ik op pagina 33 een paar alinea’s tegen. Eerst onder het kopje cultuur. ‘De creatieve industrie draagt door innovatie bij aan economische ontwikkeling’, staat er onder andere. En ‘Culturele instellingen en kunstenaars worden meer ondernemend en gaan een groter deel van hun inkomsten zelf verwerven’. Hmmm. Misschien heb ik het mis hoor, maar volgens mij is een regeerakkoord bedoeld om de plannen van een nieuw kabinet voor de komende jaren vast te leggen.  Dit zijn geen plannen, maar waarnemingen. Onbewezen waarnemingen, zelfs. Het is maar de vraag of ze kloppen.

Even verderop dan het kopje Media. Daar zou ik verwachten iets tegen te komen over de noodlijdende positie van de kranten, en wat de mening van het kabinet is over de rol van de media in een democratische samenleving. Geen woord. In dit akkoord zijn de media verengd tot de publieke omroep. Daar wordt dan wel relatief over uitgeweid, maar  zonder een greintje visie. De plannen worden ingegeven door bezuinigingsdrift, maar als je toch alles om gaat gooien, zou dit dan niet ook een mooie gelegenheid zijn om het hele bestel eens fundamenteel tegen het licht te houden? Met een politieke blik in plaats van het boekhoudersperspectief?

Dat lijkt me de eerste gemiste kans. 

Er is ook nog een kopje Internet. Ha, zou de argeloze lezer kunnen denken, het nieuwe kabinet heeft de kerstboodschap van de majesteit opgepakt en komt met een visie over internet als communicatiekanaal, internet en sociale media, internet en privacy, internet en copyrights – al die problemen rondom het internet die de komende jaren steeds urgenter dreigen te worden en waarvoor internetgebruikers, consumenten en bedrijven, graag een duidelijk standpunt willen. En wat lezen we daar: ‘Het kabinet bevordert een vrij en open internet’.

Weer een misser. Want wat betekent dat in godsnaam?

Wat zich wreekt in het regeerakkoord, is dat het elke visie op media en cultuur ontbeert. Behalve in de alinea’s over de publieke omroep is het een verzameling platitudes waarvoor CDA en VVD zich zouden moeten schamen. Waar de coalitie wel iets concreter wordt, is het denken aan besparingen de enige leidraad.

Bij nader inzien is het misschien maar goed ook dat de mediaparagrafen in dit regeerakkoord zoveel armoede uitstralen. Dat laat ons nog enige hoop dat er een wezenlijk debat gevoerd kan worden, in de Tweede Kamer maar zeker ook daarbuiten,  over cultuur, media en het internet.

 

Dit is de eerste van twee posts over de plannen van het nieuwe kabinet met media, internet en cultuur.

 

 

Politici in je netwerk

Het is volbracht. Veel kiezers zullen blij zijn dat ze niet meer dagelijks worden lastiggevallen door politici die naar hun stem hengelen, en dat het op de televisie even over wat anders gaat dan hypotheekrenteaftrek en aow-leeftijd. De Tweede Kamer trekt zich  terug op het Binnenhof, waar de nieuw gekozen leden doen waar we ze voor inhuren: besluiten nemen in het belang van land en partij.

Het electoraat, althans een fors deel ervan, kan zich weer fulltime gaan wijden aan de favoriete tijdsbesteding: kankeren op de politici die niet luisteren, ons koeien met gouden horens beloven maar uiteindelijk niks leveren. Dat kankeren, zo wordt wel gezegd, is een symptoom van een kloof die zou bestaan tussen burgers en bestuur. Het wantrouwen tegenover politici is immens, want de Haagse heren zouden er alleen maar op uit zijn de eigen zakken te vullen.

Dat moet anders kunnen. Er is een moderner vorm van landsbestuur denkbaar. In de managementtheorie zijn organisatiekosten een bekend begrip. Als het erg duur is (in tijd of geld) om je te verenigen in een groep met gelijkgezinden, dan zal zo’n groep moeizaam of helemaal niet tot stand komen. De kans is ook groter dat zo’n vereniging van, laten we zeggen, kritische PvdA-stemmers sneller uit elkaar valt.

Een belangrijk effect van de technologische vernieuwing van het internet is dat de kosten van organisatie snel zijn gedaald. Het kost niks om een Facebook-account aan te maken of je op LinkedIn in te schrijven. Deze websites faciliteren vervolgens het vinden van mensen met dezelfde belangstelling of achtergrond: collega’s, oud-studiegenoten, en mensen die jouw bijzondere hobby of politieke belangstelling delen. De organisatiekosten dalen dus naar nul, en dit is precies de reden waarom we nu van een ‘netwerksamenleving’ kunnen spreken.

De politiek zou van die netwerksamenleving ook buiten campagnetijd veel meer gebruik moeten maken. Natuurlijk hebben we de afgelopen weken een exponentiële toename gezien van het aantal twitterende politici; sommigen (Femke Halsema!) weten heel goed gebruik te maken van dit medium. Maar het risico is ook groot dat het leeuwendeel hun Twitteraccount pas weer gaan aanraken op het moment dat ze herkozen moeten worden.

En het is precies dit gedrag dat het wantrouwen van de burgers tegen de politici in de hand werkt. Politici zouden de nieuwe netwerken veel meer moeten gebruiken om continu in contact te staan met het electoraat. Het is voor hen een heel goedkope manier om daar te komen waar hun kiezers ook zijn. Zo’n continu contact verhoogt hun geloofwaardigheid. De conversatie tussen politicus en burgers beperkt zich niet tot de campagnetijd maar loopt constant door.

Vergelijk het met de collectant voor Jantje Beton die je tegenkomt in de stad. Als het je niet lukt om hem te ontwijken, sta je in arren moede een paar duiten af – niet zozeer omdat zijn goede doel je nou zo ontzettend na aan het hart ligt, maar om hem en jezelf een goed gevoel te geven. Dat is prettig voor Jantje Beton, maar nog veel prettiger is het natuurlijk om te beschikken over een onuitputtelijke serie trouwe donateurs, die ze via online interactie op alle virtuele sociale netwerken aan zich weet te binden.

Op dezelfde manier zouden veel meer politici moeten werken aan een continue verwantschap met hun kiezers. Moderne techniek maakt dat niet alleen mogelijk, maar ook steeds meer noodzakelijk – kiezers verwachten het, en zodra één Tweede-Kamerlid succes boekt, zullen er snel meer komen. Het zou mooi zijn als deze zojuist afgesloten campagne niet het eindpunt, maar de start is van een nieuwe relatie tussen kiezers en gekozenen.

 

 

Links laat het liggen

Interessant onderzoekje van De Nederlandse Nieuwsmonitor deze week. Politieke partijen blijken in de praktijk een stuk linkser te zijn dan de berichtgeving in de media doet vermoeden. Voordat je naar de stembus gaat, op 9 juni, kun je dus maar beter een vergelijkende studie maken van de partijprogramma’s. Anders loop je het risico op de verkeerde partij te stemmen, eentje die eigenlijk te links is naar jouw smaak. De enige uitzondering lijkt het CDA te zijn; deze partij is iets rechtser dan de krantenkoppen doen vermoeden.

Belangrijkste oorzaak, volgens de onderzoekers: het publieke en politieke debat wordt gedomineerd door een thema dat als traditioneel rechts wordt gezien. De noodzaak om te bezuinigen wordt door alle partijen, inclusief de meest linkse van het stel (de SP) benadrukt. En bezuinigen, dat was toch eigenlijk een rechts stokpaardje? Bezuinigen op overheidsuitgaven betekent dat de belastingen omlaag kunnen en dat er meer ruimte in de economie ontstaat voor ondernemers.

Dat de lagere overheidsuitgaven op hun beurt allerlei collectieve voorzieningen in het gedrang brengen… ach, dat is een effect dat alle politieke partijen, ook de linkse, op dit moment wat minder benadrukken. En dus berichten de media er ook minder over. De crisis in Griekenland heeft dit effect nog versterkt, net als alle schrikverhalen die nu de ronde doen over het einde van de euro.

Op dit moment wordt het publieke debat gedomineerd door economische vraagstukken. Een paar jaar geleden hielden vooral problemen rond immigratie en allochtonen de kiezers in hun greep. Op die golf werd de PVV populair en kon Geert Wilders gloriëren. Het effect op de andere partijen was onmiskenbaar. Ze zagen zich gedwongen meer aandacht te besteden aan deze problemen en namen in meer of mindere mate delen van Wilders program over.

Dit is een bekend fenomeen dat door politicologen vaak is beschreven: in een democratische omgeving hebben radicale nieuwkomers op langere termijn vaak weinig kans van slagen. Als ze populair worden, zullen de gevestigde partijen delen van de radicale voorstellen overnemen en in hun eigen program incorporeren. Zo wordt de radicalen de wind uit de zeilen genomen.

Concreet: Nederland lijkt niet alleen rechtser geworden in de afgelopen jaren, het is ook echt zo. Als het gaat om allochtonen en integratie is het Nederlandse politieke spectrum naar rechts opgeschoven. De standpunten die je nu bij PvdA, GroenLinks en D66 ziet, kon je een paar jaar terug vermoeden bij CDA en VVD. En de VVD op zijn beurt heeft een deel van Wilders’ voorstellen overgenomen.

Hetzelfde geldt voor de economie. De programmawijziging die de PvdA deze week publiceerde (het vastleggen van 30 miljard aan bezuinigingen in plaats van 20 miljard), komt onder druk van de economische omstandigheden tot stand. Ook GroenLinks en de SP stellen bezuinigingen voor die een paar jaar geleden nog door diezelfde partijen als draconisch zouden worden afgedaan.

Conclusie? Links zit nog steeds in de verdediging, rechts valt aan en domineert het debat. Het ‘falen van paars’, lange tijd een bekend thema in de vaderlandse politiek, is het falen van de PvdA geworden. Dat VVD en D66 minstens zo belangrijke deelnemers aan paars waren, wordt voor het gemak vergeten. Dat de huidige financiële en economische crisis voor een groot deel het gevolg is van doorgeschoten liberalisering wordt in het politieke debat niet meegenomen. De puinhopen op het spoor, de wachtlijsten in de gezondheidszorg en de jeugdzorg: was de marktwerking op deze gebieden niet vooral een rechts thema? Is de dienstverlening van veel nutsbedrijven niet veel gebrekkiger geworden sinds hun privatisering?

De Nederlandse Nieuwsmonitor slaat de plank dus mis, wat mij betreft. Het imago van de politieke partijen is zo rechts als ze verdienen. Wat ik kwalijk vindt, is dat Femke Halsema, Job Cohen en Emile Roemer daaraan blijkbaar niks kunnen veranderen.

 

 

Campagnestrategen missen internet

Ondanks al het getwitter van lokale politici en Tweede-Kamerleden, hebben de nieuwe media de uitslag van de verkiezingen niet bepaald. Heel ouderwets: politici moeten het gewoon nog steeds hebben van hun imago en van de oude media om dat imago neer te zetten. De televisie voorop, kranten op een stevige tweede plek, radio doet een klein beetje mee, en op heel grote afstand volgen nieuwe mediakanalen als Twitter en de netwerksites als Facebook en LinkedIn.

 

Internet werkt als een gigantische versterker. Het is een megafoon die de stemmen van politici en, in hun verlengde, de traditionele media honderdvoudig versterkt. Dat komt omdat de meeste actieve internetters – de mensen die bloggen, commentaren achterlaten op forums, zelf twitteren of een profiel onderhouden op Facebook – nu eenmaal op grote afstand zitten van Den Haag en niet zelf de nieuwsagenda kunnen bepalen. Zij worden geleid door het journaal, Hart van Nederland en de verslaggeving in Volkskrant en Telegraaf. Hun publicaties over de uitglijders van Balkenende en het gedraai van Wouter Bos worden geciteerd, herhaald, geanalyseerd en becommentarieerd totdat ze een heel eigen leven gaan leiden en de volgende bon mot en faux pas naar buiten komen.

 

Daarbij komt dat veel internetters zelden of nooit hun vertrouwde virtuele omgeving verlaten. Ze hebben hun vaste stekken waar ze hun discussies aangaan met de andere stamgasten – dat hoeven niet altijd medestanders te zijn, want sommige mensen scheppen er ook een soort masochistisch genoegen in om altijd weer dezelfde eindeloze woordenwisselingen met dezelfde vertrouwde tegenstanders te kunnen herhalen. Maar hoe dan ook, de kans is vrij groot dat je in een online discussie vooral bevestigd wordt in je eigen gelijk. Ook dat draagt bij aan het megafooneffect van het internet in het heetst van de campagne.

 

Maar: dit alles neemt niet weg dat sommige politici heel effectief gebruik kunnen maken van het internet. Algemeen wordt aanvaard dat de slimme internetstrategie van Obama een belangrijke rol heeft gespeeld in zijn verkiezing. In zulke strategieën staat meestal niet de inhoud van de denkbeelden centraal, maar wordt internet gebruikt als organisatiekanaal. Wie het slim aanpakt kan tegen lage kosten een organisatie opbouwen die plat is georganiseerd, zijn wortels heeft in de straten en wijken van het land, en die weinig aansturing behoeft. Dat is wat Obama heeft gedaan – en dat is wat we nu, in de campagne voor de gemeenteraadsverkiezingen, nog niet hebben gezien.

 

Nog drie maanden – dan mogen we weer naar de stembus. De tijd dringt. De campagnestrategen hebben nog een weekje of wat om de zaadjes neer te leggen voor zo’n grass roots organisatie. Mijn voorspelling: dat gaat ze niet lukken.

 

Dit bericht wordt ook gepubliceerd op de opiniesite van de Volkskrant.

Open brief aan Michiel Smit

Geachte heer Smit,

U bent in overtreding van de gebruiksvoorwaarden van het weblog van de Volkskrant. U maakt, niet zo zeer in uw berichten zelf als wel in uw reacties onder diverse berichten propaganda voor uw politieke partij. U mag schrijven over uw politieke denkbeelden, maar geen propaganda maken voor Nieuw Rechts. Omdat dit de eerste keer is, schorsen we u voor een periode van één week.

Wellicht bent u er zich van bewust dat voor eenzelfde overtreding van de gebruiksvoorwaarden het weblog van Marthijn Uittenbogaard, van de ‘pedopartij’ PNVD, voor een periode van twee weken gesloten is. Het verschil in behandeling komt voort uit het feit dat Uittenbogaard niet inging op onze eis om een aantal berichten te verwijderen.

Gegeven de belangstelling van anderen voor uw aanwezigheid hier op het Volkskrantblog, zal ik deze email ook publiceren in een eigen bericht.

Met vriendelijke groet

Het putje van het internet

Na alle commotie rondom het ‘pedoblog’ van de PNVD, de partij die seks met kinderen wil legaliseren, was het te verwachten dat zich al snel opnieuw een omstreden club zou aanmelden op het Volkskrantblog. En ja hoor, Michiel Smit, die volgens de rechter een ‘neo-nazi’ genoemd mag worden en die er nogal radicale ideeën omtrent buitenlanders, integratie, immigratie, en de Hollandse volksaard op nahoudt, is nu ook aanwezig in deze kolommen.

En voorspelbaar: opnieuw klinkt de roep om verwijdering en/of verbanning. Ik zal niet verhelen dat we hiermee worstelen. Het Volkskrantblog mag niet het putje van het Nederlandse internet worden. Toen Smit zich meldde, dachten we in eerste instantie nog aan een hoax; er was iets vreemds aan de hand met zijn ip-nummers. Maar later kregen we onomstotelijk bevestiging dat hij het wel degelijk is.

De verleiding is heel groot om de deur dicht te gooien voor Smit, en dus ook voor het pedoblog. Maar voorlopig willen we die verleiding weerstaan. Vanzelfsprekend worden ze nauwlettend gevolgd, om te zien of ze de gebruiksvoorwaarden niet met voeten treden. Maar zolang ze dat niet doen, zouden we onze eigen uitgangspunten verloochenen door ze van het Volkskrantblog te gooien.

Er zijn twee manieren om hiermee om te gaan: negeren, of in debat gaan. Waar negeren toe leidt, zien we in Vlaanderen, waar het Vlaams Belang dankzij het cordon sanitaire is uitgegroeid tot één van de grootste partijen.  Ik zou zeggen: ga het debat met ze aan: laat zien hoe leeg hun hoofden en hol hun argumenten zijn. Sabel ze neer met woorden. En laat ze niet wegkomen met hun verwerpelijke ideeën.

Het kan best zijn dat we in de nabije toekomst tot de conclusie komen dat ons beleid verkeerd is, en dat we het blog toch moeten dichtgooien voor dit soort clubs. Het risico voor de Volkskrant is vanzelfsprekend de imagoschade die we kunnen oplopen; niet iedereen is in staat een onderscheid te maken tussen de ideeën en het platform; en misschien is dat onderscheid ook wel kunstmatiger dan wij denken.