Nieuws achter een betaalhek is absurd

 

Nieuws achter een betaalhek is absurd
Kunnen we ons een situatie voorstellen waarin mensen bereid zijn te betalen voor het lezen van nieuws op een website? Misschien wel. Als het nieuws elders niet meer beschikbaar zou zijn. Stel je de situatie voor, bijvoorbeeld in Nederland:  zowel de landelijke en regionale kranten, de NOS en andere publieke en commerciële omroepen, als nu.nl, teletekst en al die andere aanbieders van nieuws besluiten tegelijkertijd om bezoekers geld te gaan vragen voor toegang tot hun sites. Er is geen uitweg: wie online op zoek is naar nieuws, moet betalen – alsof de tijden van het luister- en kijkgeld zijn teruggekeerd.
Gratis verspreiding van nieuws wordt illegaal, want een overtreding van de wetten op het intellectuele eigendom. Er wordt een speciale instantie in het leven geroepen (misschien een leuke taak voor een gereorganiseerd Buma/Stemra?) die gaat checken of iedereen zich keurig aan de regels houdt. Die instelling controleert 24 uur per dag, 7 dagen per week of alle weblogs, twitteraars, Facebook-abonnees en Hyves-klanten inderdaad geen nieuws verspreiden. 
Zomaar een gedachtenexperimentje waarmee ik hoop aan te tonen hoe absurd het is om geld te vragen voor nieuws. Nieuws is een massagoed geworden: zo overvloedig en gratis beschikbaar dat het gaan vragen van geld voor nieuws gelijk staat aan het vragen van geld voor lucht. Wie nieuws achter een betaalhek plaatst, jaagt zijn klanten naar de concurrent. Toch zijn het niet de minsten die, misschien met de moed der wanhoop, proberen om geld te verdienen aan online nieuws. Deze week werden de eerste resultaten bekend van het experiment dat Rupert Murdoch, de Australische mediamagnaat, onderneemt met de grote Britse titels Times en Sunday Times. 
Begin juli zette hij deze titels achter een betaalhek. De gevolgen, zo blijkt nu, zijn dramatisch. In juli  hadden deze twee sites nog 1,6 miljoen unieke bezoekers, tegen 2,8 miljoen in mei. Het aantal getoonde pagina’s daalde van 29 miljoen tot 9 miljoen. Het aantal minuten dat bezoekers gemiddeld op de sites doorbracht, daalde van 7,6 tot 4. Times-lezers vluchtten massaal naar elders. Omzetcijfers zijn nog niet bekend geworden, maar inmiddels roeren ook de online adverteerders zich. Zij maken zich grote zorgen over het dalend bereik van de titels. 
Uit journalistieke hoek is weinig oppositie vernomen tegen de stappen van Murdoch. Dat vind ik verbazend. Journalisten willen graag zoveel mogelijk mensen bereiken; dat zit in de aard van het journalistieke beestje. Het moet de betreffende redacties toch pijn doen dat zoveel minder mensen kennis nemen van hun journalistieke arbeid?
KPMG publiceerde vorige maand een onderzoek waaruit blijkt dat 81 procent van de bezoekers zijn heil elders gaat zoeken zodra een nieuwssite achter de kassa verdwijnt. Zelfs als alle uitgevers tegelijk zouden besluiten om hun nieuws achter een betaalhek te plaatsen (een maatregel die waarschijnlijk de mededingingsautoriteiten de wenkbrauwen zou doen fronsen) is het ondoenlijk om alle hoeken en gaten van het internet dicht te stoppen. 
Wat niet wegneemt dat het probleem van  dalende uitgeversomzetten reëel is. Wat ik mis bij de uitgevers is de durf om daadwerkelijk vernieuwende maatregelen te nemen. Een groot deel, tot 70 procent, van de kosten van het maken van een krant zit in druk en distributie. Het versjouwen van atomen (de krant) is een stuk duurder dan het versturen van elektronen langs een kabeltje (een digitale versie, bijvoorbeeld een ereader). Als ik uitgever was, wist ik het wel: fors investeren in die nieuwe technieken.

Kunnen we ons een situatie voorstellen waarin mensen bereid zijn te betalen voor het lezen van nieuws op een website? Misschien wel. Als het nieuws elders niet meer beschikbaar zou zijn. Stel je de situatie voor, bijvoorbeeld in Nederland:  zowel de landelijke en regionale kranten, de NOS en andere publieke en commerciële omroepen, als nu.nl, teletekst en al die andere aanbieders van nieuws besluiten tegelijkertijd om bezoekers geld te gaan vragen voor toegang tot hun sites. Er is geen uitweg: wie online op zoek is naar nieuws, moet betalen – alsof de tijden van het luister- en kijkgeld zijn teruggekeerd.

Gratis verspreiding van nieuws wordt illegaal, want een overtreding van de wetten op het intellectuele eigendom. Er wordt een speciale instantie in het leven geroepen (misschien een leuke taak voor een gereorganiseerd Buma/Stemra?) die gaat checken of iedereen zich keurig aan de regels houdt. Die instelling controleert 24 uur per dag, 7 dagen per week of alle weblogs, twitteraars, Facebook-abonnees en Hyves-klanten inderdaad geen nieuws verspreiden. 

Zomaar een gedachtenexperimentje waarmee ik hoop aan te tonen hoe absurd het is om geld te vragen voor nieuws. Nieuws is een massagoed geworden: zo overvloedig en gratis beschikbaar dat het gaan vragen van geld voor nieuws gelijk staat aan het vragen van geld voor lucht. Wie nieuws achter een betaalhek plaatst, jaagt zijn klanten naar de concurrent. Toch zijn het niet de minsten die, misschien met de moed der wanhoop, proberen om geld te verdienen aan online nieuws. Deze week werden de eerste resultaten bekend van het experiment dat Rupert Murdoch, de Australische mediamagnaat, onderneemt met de grote Britse titels Times en Sunday Times. 

Begin juli zette hij deze titels achter een betaalhek. De gevolgen, zo blijkt nu, zijn dramatisch. In juli  hadden deze twee sites nog 1,6 miljoen unieke bezoekers, tegen 2,8 miljoen in mei. Het aantal getoonde pagina’s daalde van 29 miljoen tot 9 miljoen. Het aantal minuten dat bezoekers gemiddeld op de sites doorbracht, daalde van 7,6 tot 4. Times-lezers vluchtten massaal naar elders. Omzetcijfers zijn nog niet bekend geworden, maar inmiddels roeren ook de online adverteerders zich. Zij maken zich grote zorgen over het dalend bereik van de titels. 

Uit journalistieke hoek is weinig oppositie vernomen tegen de stappen van Murdoch. Dat vind ik verbazend. Journalisten willen graag zoveel mogelijk mensen bereiken; dat zit in de aard van het journalistieke beestje. Het moet de betreffende redacties toch pijn doen dat zoveel minder mensen kennis nemen van hun journalistieke arbeid?

KPMG publiceerde vorige maand een onderzoek waaruit blijkt dat 81 procent van de bezoekers zijn heil elders gaat zoeken zodra een nieuwssite achter de kassa verdwijnt. Zelfs als alle uitgevers tegelijk zouden besluiten om hun nieuws achter een betaalhek te plaatsen (een maatregel die waarschijnlijk de mededingingsautoriteiten de wenkbrauwen zou doen fronsen) is het ondoenlijk om alle hoeken en gaten van het internet dicht te stoppen. 

Wat niet wegneemt dat het probleem van  dalende uitgeversomzetten reëel is. Wat ik mis bij de uitgevers is de durf om daadwerkelijk vernieuwende maatregelen te nemen. Een groot deel, tot 70 procent, van de kosten van het maken van een krant zit in druk en distributie. Het versjouwen van atomen (de krant) is een stuk duurder dan het versturen van elektronen langs een kabeltje (een digitale versie, bijvoorbeeld een ereader). Als ik uitgever was, wist ik het wel: fors investeren in die nieuwe technieken.

 

Murdoch is gek geworden

Nou ja, dat is misschien een beetje kort door de bocht. Per slot van rekening wordt een gek geen multimiljardair met het uitgeven van kranten.

Hij maakte vandaag bekend dat hij voortaan geld wil vragen aan de bezoekers van zijn nieuwssites. Dat de Wall Street Journal niet volledig gratis is, is niet nieuw natuurlijk; maar dat ook brede publiekssites zoals die van Fox en The Times een entreeheffing gaan vragen, is nieuw. Murdoch is kort in zijn verklaring: kwaliteitsjournalistiek kost geld.

Daarin heeft hij gelijk. Maar of hij met dit plan hét verdienmodel heeft gevonden voor de activiteiten van krantenuitgevers op internet, valt te betwijfelen. Er is helemaal niks veranderd aan de onderliggende economie van het online nieuws: dat is overvloedig en gratis beschikbaar. Je zult je dus als journalistieke organisatie wel heel erg moeten onderscheiden willen mensen bereid zijn de portemonnee te trekken om specifiek jouw berichten te lezen.

Het is al vaker beweerd, en het lijkt me een constante: alleen voor echte premium content willen mensen betalen. Niet voor nieuws dat je overal elders op internet ook kunt vinden. De Wall Street Journal lijkt me de enige titel in de Murdoch-stal die zulke exclusieve content te bieden heeft. De rest? Neuh.

News 2.0 nog grotere hype dan Web 2.0

Sommige internetspecialisten hebben wel een erg groot vertrouwen in de techniek. Zij denken dat slimme zoekmachines en zogeheten ‘sociale software’ volledig de rol kunnen overnemen van professionele informatieleveranciers zoals journalisten. Ik geloof daar helemaal niets van.

Op De nieuwe reporter, een website die is gewijd aan de veranderingen in de journalistiek door de opkomst van nieuwe media, is deze week een zogeheten ‘screencast‘ geplaatst van de hand van Jaap Stronks, volgens het profiel op de site een ‘student, weblogger, podcaster en freelance journalist.’

Stronks gelooft helemaal niks van de slotconclusie uit mijn column van vorige week. Ik schreef toen dat er naar mijn idee altijd behoefte zal bestaan aan professionele journalisten als selecteerders en filteraars van het nieuws.

Stronks betoog komt erop neer dat de nieuwsconsument van de toekomst helemaal niet zit te wachten op die professioneel opgeleide journalist. Die consument weet namelijk met behulp van allerlei slimme technieken zelf het nieuws op te diepen uit de oceaan van informatie die het wereldwijde web is. Hij gebruikt rss-feeds en tags.

Stronks gebruikt het begrip ‘News 2.0’. Dat is een verwijzing naar de term Web 2.0, een ietwat hijgerig begrip dat dient om een stelsel van meer of minder nieuwe technieken aan te duiden die het surfen op internet gemakkelijker en luxueuzer maken. Stronks verstaat onder News 2.0: ‘internetsites en webdiensten met een sterk interactief en participatoir karakter, die het zonder hiërarchisch redactiesysteem (sterker: zonder een redactie), maar met de actieve inzet van lezers en een vernuftig filtersysteem klaarspelen om op effectieve wijze ontelbare nieuwsberichten te filteren en te selecteren.’ Dat is een mondvol. En ik moet Stronks gelijk geven als hij zegt dat die nieuwe systemen en technieken vernuftig en efficiënt zijn. Maar effectief? Dat weet ik nog zo net niet.

De grap is dat die systemen waar Stronks zo hoog van opgeeft, gevuld moeten worden. En waar worden ze mee gevuld? Juist, met de berichten die voor het overgrote deel van nieuwssites worden geplukt. En wie bepaalt de inhoud van die nieuwssites? Dat doen professionele journalisten.

Natuurlijk struinen die geavanceerde filtersystemen en zoekmachines ook de weblogs af. De invloedrijkste weblogs zijn die van specialisten – mensen die heel goed zijn in een specifiek vakgebied. Deze weblogs zijn dan ook vooral interessant voor andere specialisten, niet voor het brede publiek.

Mijn tweede punt van kritiek op de argumentatie van Stronks is dat hij voorbijgaat aan de meerwaarde van een krant of een nieuwsprogramma op radio of televisie. Op die podia worden verbanden gelegd die de lezer, luisteraar of kijker niet uit zichzelf zou leggen. Het brengt ogenschijnlijk op zichzelf staande nieuwsfeiten met elkaar in aanraking en creëert zo een meerwaarde. De nieuwsconsument wordt verrast: hij komt ook berichten tegen die hij uit zichzelf, had hij de keuze om ze al dan niet in zijn rss-feed of filtersysteem op te nemen, nooit zou hebben uitgekozen. Dat is een heel belangrijke functie van de professionele journalistiek.

En er is een derde bezwaar. Hoe gemakkelijk die nieuwe technieken ook kunnen zijn, op dit moment zijn ze nog vooral interessant voor een betrekkelijk selecte groep van web-savvy geeks, bebrilde techneuten die elke nieuwe techniek snel omarmen.
Er wordt de laatste tijd veel gedacht en geschreven over de keuzemoeheid die de moderne consument teistert: hij wordt continu geacht een bewuste en rationele keuze te maken voor zijn energieleverancier, zijn ziektekostenverzekering en zijn telecom-provider. Hij heeft helemaal geen zin om altijd te moeten kiezen. Af en toe wil hij gewoon onderuit zakken en het nieuws uitgeserveerd krijgen door zijn favoriete journaal of krant.

Persoonlijk kan ik mij moeilijk voorstellen dat de fundamentele menselijke eigenschap die luiheid heeft, binnen afzienbare tijd omslaat in een onstuitbare drang om zelf al die keuzes in het nieuwsaanbod te moeten maken.

Sterren staan gunstig

Op het gevaar af te worden gezien als een journalist die er slechts op uit is in een goed blaadje te komen bij zijn baas, wil ik het toch opnemen voor mijn hoofdredacteur, Pieter Broertjes.

Die kreeg gisteren in deze krant het verwijt dat hij slechts een door het neoliberaal perspectief gekleurde blik heeft op de toekomst van de kwaliteitsjournalistiek in Nederland, met een nadruk op de economische aspecten: het overleven van traditionele kranten en omroepen.

Jan van Groesen en Kees Haak, betrokken bij de Stichting Media-ombudsman Nederland, vinden dat Broertjes in zijn afscheidsrede voor het Genootschap van Hoofdredacteuren te weinig stilstond ‘bij de structurele oorzaken van het wegvallen van krantentitels en bij het negatieve effect daarvan op de functie van de journalistiek’.

Van Groesen en Haak weten niet erg duidelijk te maken wat dan wél de structurele oorzaken zijn. Misschien ligt de sleutel van hun opvatting wel in de opmerking dat ‘de klad in krantenland is ingetreden nadat de notie van een krant als ideëel product werd ingewisseld voor een marktproduct […] Met die wisseling van identiteit zijn het gezag en de geloofwaardigheid van het dagblad aanzienlijk afgenomen’.

Dat klinkt een beetje merkwaardig, alsof de auteurs zouden terugverlangen naar de kranten van de jaren zeventig, met hun ideologische vooringenomenheid en hun polariserende stijl. Ik heb voor de grap wel eens wat titels (Telegraaf, Volkskrant, NRC, Trouw) uit die jaren bekeken; en wat vooral bijblijft is het, naar de normen van onze tijd, enorme amateurisme waarmee die kranten zijn gemaakt.

De lessen die we moeten trekken uit het weglopen van ons publiek liggen juist níet in een terugkeer naar de partijdigheid van de jaren zeventig, maar in het serieuzer nemen van de zorgen en wensen van de moderne nieuwsconsument. Dat is in zekere zin een buiging voor de markt; maar ik geef er de voorkeur aan (want het is productiever) om dit te interpreteren als een kans op journalistieke vernieuwing.

En juist daar zijn talloze kranten op dit moment druk mee bezig. Het is nog te vroeg om een eindoordeel te vellen over de pogingen van het Algemeen Dagblad en zijn regionale kopbladen om de lezer beter van dienst te zijn; maar dat die pogingen mede worden ingegeven door echte zorgen over journalistieke relevantie en dienstbaarheid, staat buiten kijf.

Regionale kranten als het Dagblad van het Noorden en Tubantia, evenals de Volkskrant, doen manmoedige pogingen om hun lezers een podium te verschaffen voor discussie en burgerjournalistiek. Dat deze pogingen niet allemaal succesvol zijn, is helder.
Maar zie ze als investeringen in onderzoek en ontwikkeling. Waar die investeringen vroeger beperkt bleven tot gesleutel aan de journalistieke formule, dienen ze tegenwoordig veel fundamentelere vragen te beantwoorden: wat is de rol van de journalistiek in de moderne informatiemaatschappij? Waarom zou een burger, die kan kiezen uit honderden informatiebronnen, online en offline, nog voor een krant kiezen? Hoe garanderen we kwaliteit en betrouwbaarheid als van ons wordt gevraagd dat we steeds sneller zijn in onze berichtgeving? Hoe filteren we de berichtgeving die tot ons komt uit al die duizenden weblogs van burgerjournalisten?

Journalisten hoeven zich niet bedreigd te voelen door alle nieuwe ontwikkelingen, want er blijft naar mijn vaste overtuiging altijd behoefte bestaan aan professionele selectie en filtering van het nieuws. Maar journalisten dienen wel open te staan voor nieuwe manieren van nieuwsgaring en verspreiding. En wat dat betreft staan de sterren gunstig.