Wikileaks bewijst het weer: de journalistiek hoeft niet bang te zijn dat het internet zijn taak gaat overnemen. Wikileaks onthulde vorige week ruim 300 duizend documenten over de oorlog in Irak; die documenten handelden hoofdzakelijk over marteling van gevangenen door de Iraakse autoriteiten, en de onwil van het Amerikaanse leger om daar iets aan te gaan doen.
Nou weet ik niet hoe het met u zit, maar ik heb tijd noch zin om me door die honderdduizenden documenten te moeten worstelen en daaruit de highlights te prikken. Julian Assange, grote man achter Wikileaks, heeft dat ook ingezien. In plaats van simpelweg alle geheime stukken online te plaatsen en het publiek zelf zijn weg te laten vinden, zocht hij samenwerking met vier toonaangevende kranten in de VS en elders. Journalisten van The New York Times, The Guardian, Der Spiegel en Le Monde hebben weken gestoken in het uitzoeken en catalogiseren van alle informatie. Uiteindelijk is het dit journalistieke handwerk die de impact van Wikileaks vele malen groter maakt.
Ik zou er niet over zijn begonnen als Jay Rosen, professor in New York en een van de beste journalistieke denkers ter wereld, vorige week niet een nieuw journalistiek concept lanceerde. God verhoede dat zijn denkbeeld navolging krijgt – het is een recept voor journalistieke rampen. Rosen noemt zijn idee ‘The 100 percent solution’, de 100-procents oplossing. Feitelijk komt het erop neer dat het soms lonend kan zijn voor journalisten om werkelijk alle aspecten, maar dan ook alle, van een gebeurtenis te beschrijven.
De Amerikaanse professor presenteert zijn visie als ‘een klein ideetje om innovatie te stimuleren’, en relativeert meteen dat het waarschijnlijk niet geschikt is om altijd en overal toe te passen. Dat is prettig, want dan hoef ik nog niet te geloven dat een van mijn journalistiek-wetenschappelijke gidsen helemaal gek is geworden.
Volgens mij is het onderscheid tussen journalistiek en informatie van belang, en gaat Rosen in de fout door dit onderscheid niet te maken. Het leven bestaat uit een grote mix van ruwe, onbewerkte informatie; zelfs het feit dat je in de goot een colablikje ziet liggen, is informatie. Voor iedereen behalve de straatvegers is het blikje in de goot overbodige kennis, die we niet alleen willen maar zelfs moeten vergeten, als we onze verwerkingscapaciteit niet te veel willen belasten.
Het mooie van het journalistieke vak is dat het zijn best doet nuttige van overbodige informatie te scheiden. Op die manier wordt een journalistieke productie (een krant, tijdschrift, of documentaire) een verbeelding van de werkelijkheid. De werkelijkheid zelf kunnen we niet aan, want te veel, te groot, te rijk – we hebben geen behoefte aan alle details, we willen de essentie. En daarin speelt de journalistiek een cruciale rol.
Natuurlijk bestaat er belangstelling voor alle uitslagen van alle teams, tot aan het niveau van de F-pupillen, van alle amateur-voetbalclubs in Nederland. Daarvoor hebben we iets moois uitgevonden: het formulier op internet. Laat elke scheidsrechter na afloop van de wedstrijd de uitslag online plaatsen, bouw een site waarop je gemakkelijk je favoriete team kan zoeken, en voila: uit alle informatie haal jij precies datgene wat je wilt weten. Nuttig!
Maar is dit een journalistieke productie? Nee. Het is iets van techneuten, gemaakt voor de Long Tail van 1 miljoen amateurvoetballers in Nederland en hun familieleden.