Fucked-up journalistiek bij breaking news

Een van de mooiste maar ook moeilijkste aspecten van de journalistiek is de omgang met nieuws dat zich ontwikkelt. Zeker bij grote nieuwsfeiten (aanslagen, gijzelingen, tsunami's, kabinetscrises) is de honger van het publiek naar nieuwe berichtgeving onverzadigbaar. Grote groepen journalisten konden zich vroeger nog aan dit probleem onttrekken: mensen die bij een krant werkten konden achterover leunend wachten, rustig hun bronnen checkend en hun ogen de kost gevend, totdat de deadline naderde en de verhalen moesten worden ingeleverd. Ze konden het nieuws presenteren als een tussenstand. Uit die tijd stamt het journalistieke cliché: 'Bij het sluiten van deze editie…'

Vooral collega's die bij persbureaus en radio werkten, hadden altijd al te maken met de afweging tussen snelheid en accuratesse. En ook dagbladders – als zij ten minste ook schrijven voor internet – en pure online journalisten moeten zich nu continu de vraag stellen: 'wat presenteer ik wanneer als vaststaand feit?' Op hoeveel bronnen wacht ik voordat ik definitief kan melden dat Yasser Arafat dood is? Dat de EU-top is mislukt? Dat Obama een nederlaag heeft geleden bij het Hooggerechtshof?

Nieuws verspreidt zich sneller dan ooit tevoren. Fouten dus ook. Ik denk dat je van serieuze media mag verwachten dat ze hun live berichtgeving iets omzichtiger presenteren dan ze gewend zijn – uitzondering: die nieuwsfeiten die niet voor meerdere uitleg vatbaar zijn. Voorbeeld: je houdt een liveblog bij vanuit de rechtszaal waar de hoofdverdachte zojuist tot twaalf jaar cel is veroordeeld. Nog een voorbeeld: je bent getuige van het winnende doelpunt van het Nederlands elftal in de WK-finale.

Maar in veel gevallen zul je minder zeker zijn van je zaak. Bijvoorbeeld als je niet kunt controleren of Yasser Arafat werkelijk is overleden. 

Of als je nieuwskop afhankelijk is van je eigen interpretatie: is die EU-top wel mislukt? En vanuit wiens perspectief dan?

Of als het nieuwsfeit veel te ingewikkeld is om in een oogopslag te begrijpen: de uitspraak van het Amerikaanse hooggerechtshof over Obamacare.

In die gevallen past terughoudendheid, en het delen van twijfel. Het nieuws ontwikkelt zich, en er is helemaal niets op tegen om juist die ontwikkeling te verslaan – in plaats van vooruit te lopen op een conclusie. Journalistiekprofessor Jeff Jarvis noemt dat 'procesjournalistiek' – en dat verdient verre de voorkeur boven 'fucked-up' journalistiek.

Evenwichtskunstje bij journalistieke opleidingen

Net de mooiste drie weken van het jaar achter de rug – nou ja, in ieder geval in mijn betrekking als docent internetjournalistiek op de universiteit van Groningen. Gedurende drie weken in juni mag ik masterstudenten, die aan het eind van hun praktijkopleiding zitten, begeleiden om samen een nieuwssite te maken. Het resultaat kunt u hier bewonderen.

Weinig is leuker dan het overbrengen van je passie voor het vak aan een nieuwe generatie – en zeker als je merkt dat de vonk overslaat. Dianne bijvoorbeeld (ik verzin de namen hier maar even), die (voorlopig?) van haar twijfel is genezen om journalist te worden en opnieuw is gegrepen door ons mooie ambacht. Antoinette, zo onzeker, maar ook zo getalenteerd; en Michal, zo betrokken dat-ie vooral moet leren zichzelf in toom te houden. Ik ga ze missen, allemaal, en met belangstelling volgen.

Maar drie weken intensief optrekken met toekomstige vakgenoten doet wel opnieuw de vraag rijzen of de scholen voor journalistiek voldoende toegerust zijn om een nieuwe generatie journalisten op te leiden. Ik werd hierover vorige week gebeld door een collega van Villamedia, die aan het inventariseren is hoe de verschillende opleidingen met nieuwe media omgaan. En het onderwerp wordt ook in het buitenland steeds urgenter.

De vraag lijkt me terecht of Dianne, Michal en Antoinette, als ze over een half jaar of zo hun diploma ontvangen, optimaal toegerust op de niet erg florissante arbeidsmarkt voor journalisten komen. In Groningen proberen we studenten meer mee te geven dan alleen de stevige theoretische basis die je van een universitair opgeleide journalist mag verwachten. We confronteren hen ook met een zo realistisch mogelijk gesimuleerde praktijk. Het doel is om de overgang tussen school en stage, en later tussen stage en werk, zo naadloos mogelijk te maken. Dat doen we blijkbaar niet slecht – we behoren bij de best beoordeelde masteropleidingen in Nederland.

Tegen de collega van Villamedia zei ik dat de kunst voor elke opleiding is om te balanceren tussen de praktijk van nu en de praktijk van over vijf jaar. Afgestudeerde studenten moeten moeiteloos mee kunnen lopen op elke redactie, maar van hen mag nog iets meer geëist worden: dat ze ook nieuwe ontwikkelingen een plek kunnen geven in het beroepspraktijk. Ze moeten niet te ver voor de troepen uitlopen, maar als ze merken dat in hun werkkring de sociale media nog nauwelijks gebruikt worden, mag van hen wel worden verwacht dat ze laten zien hoe nuttig Twitter kan zijn, of welke mooie online producties er allemaal mogelijk zijn met een tool als Storify.

Deze evenwichtskunstenarij wordt nog moeilijker gemaakt door een stevige zijwind. Technisch en inhoudelijk ontwikkelt het vak zich namelijk razendsnel. Het is als schieten op een bewegend doel. Vroeger konden opleidingen zich concentreren op een medium: krant, radio of televisie. En ze konden inhoudelijke verdieping bieden, zodat elke afgestudeerde journalist zich al zorgspecialist of Amerikadeskundige kon noemen. Dat is nu praktisch niet meer mogelijk. Journalisten worden misschien niet geacht allemaal even goed te zijn met de pen als met de camera; maar er wordt wel van ze verwacht dat ze weten wat er allemaal mogelijk is. Idealiter weten ze ook nog het een en ander van verdienmodellen en branding (het zogeheten entrepreneurial journalism), kunnen ze een paar regels HTML schrijven, en weten ze bovendien hun weg in datajournalistiek en ingewikkelde visualisaties.

Dus niet. Wat we hooguit kunnen doen, is hen kennis laten maken met al die verschillende disciplines. We moeten hen de noodzaak van levenslang leren bijbrengen. We moeten enthousiasme overbrengen voor al die nieuwe technieken die tot onze beschikking staan om verhalen te vertellen. En dan moeten we hopen dat ze inderdaad zelf, nog voordat ze hun diploma ontvangen, op ontdekkingsreis gaan.

 

Journalistiek bloggen is een journalistieke plicht

't Is alweer bijna zeven jaar geleden dat we bij de Volkskrant begonnen met bloggen. Eigenlijk, moet je achteraf vaststellen, zonder dat  we een goed benul hadden wat we ermee aan moesten. Nou is dat op zich niet erg. Ook Google kwam er pas na een paar jaar achter hoe ze geld moesten gaan verdienen met die prachtige zoekmachine die ze gebouwd hadden. Wij hadden simpelweg het idee dat we nieuwe communicatiekanalen moesten bouwen. Die kanalen moesten de gesprekken tussen de redactie en onze lezers op gang brengen.

Experimenteren en innoveren horen bij het internet als wielen bij een fiets. Bijna alle succesvolle internetbedrijven zijn nieuwe bedrijven – ze hadden geen last van de remmende voorsprong van de gesettelde organisatie, waar gevestigde belangen zich vooral verzetten tegen vernieuwing. Met het Volkskrantblog probeerden we het onmogelijke: bij het ultraconservatieve PcM-bedrijf toch iets van digitale innovatie  te creëren.

Nou, wat er met die journalistieke en zakelijke ambities is gebeurd, is inmiddels wel duidelijk. Vorig jaar beïndigde de Volkskrant zijn lezersblog, en stuurde de enkele tienduizenden deelnemers het bos in (c.q. naar web-log.nl, waar ze een paar maanden na aankomst getroffen werden door een storing die zo ongeveer een half jaar heeft geduurd).

Enfin, over het Volkskrantblog heb ik al genoeg geschreven (laatst hier en hier). Een aspect waaraan we, vind ik zelf, te weinig aandacht hebben besteed: de journalistieke invulling van onze blogs. Sporadisch zijn collega-redacteuren wel begonnen met het bijhouden van een blog, maar het was incidenteel. Er was nauwelijks begeleiding, en eigenlijk deed iedereen maar wat. Dat heeft natuurlijk ook zijn charme, want het zorgt voor authenticiteit en diversiteit; maar tegelijkertijd werd het een zootje waarin bezoekers hun weg niet konden vinden en de collega's eigenlijk ook vooral verloren rondliepen. Een enkeling slaagde erin een succes te maken van zijn blog: Gijsbert Kamer heeft de juiste instelling en weet hoe je een blog journalistiek moet gebruiken. Maar hij is de uitzondering.

Ik kom erop omdat ik woensdag een paar colleges geef aan studenten journalistiek over het onderwerp 'journalistiek bloggen' en ik het ga hebben over de manier waarop journalisten blogs kunnen inzetten om dichter bij hun lezers te komen. In het onvolprezen journalistieke blog Mondaynote  geeft Frederic Filloux een paar tips.

In het algemeen is het grote verschil tussen het bijhouden van het blog en het verrichten van reguliere journalistieke arbeid natuurlijk vooral het verschil in format. Waar je als journalist gebakken zit aan vaste afspraken over stijl, lengte, compositie en andere journalistieke do's en don'ts, heb je daar bij een weblog veel minder mee te maken. Sterker, als je daarop dezelfde normen zou toepassen, krijg je een saai en slecht blog.

De beste blogs vind ik die weblogs waarin de auteur zijn expertise deelt met zijn bezoekers, en dat op een onderhoudende en vooral persoonlijke manier doet. Een journalistiek blog is niet anders. De journalist die wil bloggen, heeft feitelijk twee keuzes: hij kan schrijven over zijn vak (waardoor hij een metajournalistiek blog bijhoudt), of hij kan stukjes tikken over zijn specialisme. Bij die laatste benadering krijgt de lezer extra informatie die niet past in het format van krant of televisieprogramma. Dat is de manier van Gijsbert Kamer. Een voorbeeld van de eerste benadering wordt gegeven door Peter Vermeersch, hoofdredacteur van NRC.

Welke benadering je ook kiest, de argumenten voor een journalistiek blog zijn zo gewichtig dat ik het onbegrijpelijk vind dat in Nederland niet veel meer journalisten ertoe zijn overgegaan ook buiten de krant of hun werk voor de omroep te schrijven over hun vakgebied.

  • Je bouwt een nauwere band op met je publiek, wat op zijn beurt leidt tot een grotere geloofwaardigheid en autoriteit
  • Je krijgt de kans om je te onttrekken aan de nauwe formats die door pagina-opmaak en programmaduur worden ingegeven
  • Je krijgt de kans om een veel persoonlijker profiel op te bouwen dan binnen je eigen publicatie mogelijk is
  • Journalisten worden geacht zich steeds meer ondernemend op te stellen; beschouw je blog als je eerste echte en persoonlijke marketinginstrument
  • Je kunt veel extra informatie over je vakgebied kwijt, waardoor je je publiek beter kunt bedienen
  • Je begeeft je in de maatschappelijke discussie – je begrijpt dat journalistiek geen eenrichtingsverkeer is, maar steeds meer een gesprek is geworden

Ik weet het bijna zeker: het Volkskrantblog was succesvoller geworden als we deze argumenten zeven jaar geleden veel overtuigender aan onze eigen collega's hadden voorgelegd.

NY Times maakt een slechte internetsite

Vloeken in de kerk, dit, maar het moet me toch van het hart. De New York Times maakt een slechte website. Ze praktiseren daar een vorm van internetjournalistiek die ook wel bekend is als 'shovelware'. De goede reputatie die deze krant online geniet is dan ook niet te danken aan de prachtige online producties die ze maken.

Kwaliteitsjournalistiek in print is iets anders dan kwaliteitsjournalistiek online. Voor een deel gelden natuurlijk dezelfde wetten. Kwaliteitsjournalisten zijn op zoek naar relevante verhalen die ze op een fantastische manier kunnen vertellen. Ze houden zich daarbij aan een paar algemene ethische en journalistieke principes. Ze plegen hoor en wederhoor, ze houden feit en mening van elkaar gescheiden, ze proberen het laatste nieuws het eerst te brengen, ze proberen de verschillende journalistieke genres juist toe te  passen. Hierin verschilt een krantenjournalist die zijn baan serieus neemt niet van zijn collega bij de televisie, de radio, of op het internet.

Maar wie wat beter kijkt naar de ambachtelijke uitoefening van het vak, ziet toch grote verschillen. De televisiejournalist vertelt zijn verhaal met beelden, de radioman of -vrouw heeft geluid nodig. De krantenjournalist moet een prachtig verhaal kunnen vertellen heeft daartoe alleen woorden tot zijn beschikking. Natuurlijk kan zijn stuk verlevendigd worden met een infographic of een foto, maar hij moet het hebben, in eerste instantie, van zijn pen.

De journalist die geen gebruik weet te maken van de specifieke eigenschappen van zijn medium, is geen knip voor zijn neus waard. En mijn stelling is dat de populariteit van de website van de NYT uitsluitend te danken is aan de kwaliteit van zijn print-journalisten. Die produceren vaak fantastische verhalen, die iedereen wel wil lezen. En omdat niet iedereen gemakkelijk toegang heeft tot de papieren editie, nemen we de nadelen van het scherm voor lief en lezen we tientallen, zo niet honderden regels door, verdeeld over verschillende pagina's, totdat onze ogen het begeven en we ons afvragen waar onze hoofdpijn vandaan komt.

Natuurlijk maakt de NYT ook prachtige online producties – maar die vormen een kleine minderheid op de site. Veruit het grootste deel is shovelware, schuif- en sleepjournalistiek. We hebben nog een mooi stukkie in de bak over een rare renovatie in Charlois (Rotterdam), komop, we pleuren dat zonder verdere bewerking online. De mensen lezen het toch wel. De enige concessie bij dit stuk aan het medium dat internet heet: de fotoshow die erbij is geplaatst. In de papieren krant stond vermoedelijk slechts één foto.

Een echt goede online redactie, die de beschikking heeft over de middelen van de New York Times, die zou dit anders hebben aangepakt. Die zou op zijn minst ook het archief zijn ingedoken om te laten zien hoe de buurt, de straat en het huis er vroeger uitzagen. Die zou een kaartje hebben geplaatst, om de locatie nader aan te duiden. Die zou verbinding hebben gelegd met verschillende open source databronnen om iets te kunnen melden over de sociale en economische structuur van stad en wijk. Die zou de journalist een opnameapparaat hebben meegegeven, zodat we de verbouwer zelf aan het woord kunnen horen, en in een filmpje wellicht zelfs bezig zien met zijn verbouwing.

't Is maar een voorbeeld, maar denk ik wel typerend voor de NYT. Het zegt veel over de reputatie van deze krant dat deze zich zulke slechte internetjournalistiek kan permitteren.

Losse webredactie kan wel degelijk goed uitpakken

Ik ben nog niet uitgeschreven over de stap van de Persgroep om de webredacties van haar verschillende titels samen te voegen. De kritiek die ik op dit besluit heb (hier, bij de Nieuwe Reporter en op de site van de Volkskrant zelf) heeft vooral betrekking op het feit dat de centrale redactie vier verschillende titels moet bedienen. Maar op zich is het ook interessant om eens te bekijken welke voordelen het heeft dat een nieuwssite volledig wordt losgekoppeld van de papieren krant.

In 2007 richtten we bij de Volkskrant een centrale newsroom op. Daar zouden alle nieuwsstromen bij elkaar komen en werden de knoppen bediend om de verschillende kanalen te vullen (papier, internet, mobiel, video). We zetten die stap omdat we optimaal gebruik wilden maken van de journalistieke expertise van de Volkskrantredactie. We wilden af van een internetredactie die veel dubbel werk zat te doen en vooral ANP’tjes op de site zette.  De Philips-jaarcijfers worden door de gespecialiseerde economieredacteur gecovered; dan ligt het voor de hand om hem niet alleen voor het papier maar ook voor het web te laten produceren. De internetredacteur zou dan de handen vrij hebben om van het verhaal van de specialist een echte webproductie te maken, met video, audio, infographics, elders geproduceerde content enzovoorts.

We moeten vaststellen dat na een hoopvolle start van die ambitie betrekkelijk weinig terecht is gekomen. De goeden niet te na gesproken, beschouwden te veel redacteuren het schrijven voor het web als een onnodige extra belasting van hun toch al krap bemeten uren; ze weigerden botweg of maakten zich er met een jantje van leiden vanaf. De site kreeg door een grondige restyling en de komst van de newsroom wel een extra stimulans, die zich vertaalde in een enorme groei van de bezoekersaantallen, maar de werkelijke doorbraak mochten we niet beleven. En ook de vernieuwde newsroom had te weinig mankracht om de mooie ambities te kunnen verwezenlijken.

Zou het anders zijn gegaan als we in die jaren een radicaal andere keuze hadden gemaakt? We hadden bijvoorbeeld kunnen kiezen voor een radicale loskoppeling van internetredactie en papieren krant. Dat is feitelijk wat NRC Handelsblad heeft gedaan, en ook het concept waarmee de Oostenrijkse Der Standard al jaren een commercieel zowel als journalistiek succes boekt. Het NRC-experiment moet zich nog bewijzen, maar Der Standard bewijst dat het kan. De belangrijkste voorwaarde daarvoor is echter dat zo’n nieuwe zelfstandige eenheid daadwerkelijk in alle opzichten zijn eigen broek kan ophouden. Ze dient zelf verantwoordelijk te zijn voor de commerciële exploitatie en mag dus haar eigen verdienmodellen ontwikkelen. Ze mag haar eigen journalistieke keuzes maken; je zou er zelfs voor kunnen kiezen om ze onder de hoofdredactionele verantwoordelijkheid van het papieren zusje weg te halen en er een eigen hoofdredacteur neer te zetten. Wil ze gebruik maken van het journalistieke talent dat voor het papieren medium schrijft, dan kan dat, maar wel tegen betaling.

Ik denk dat zo’n model heel goed werken. Het grote voordeel is natuurlijk dat het papier niet als een loden last om het middel van de webredactie hangt. Ze kan volledig los gaan en nieuws en achtergronden op een echte webmanier presenteren. Ze kan haar eigen tradities ontwikkelen, geld opzij zetten om te experimenteren en te innoveren. En vooral: ze wordt niet gehinderd door de tradities van de papieren krant. Ik denk dat er in Nederland nog ruimte is voor zo’n aanpak. De vraag is: wie van de dagbladuitgevers durft die stap nu te zetten?