De fictie die ik het liefste lees, is Engelstalige (veelal Amerikaanse) science fiction. En dan niet zozeer het genre fantasy of space opera (met grootscheepse, op interstellaire schaal uitgevochten oorlogen tussen mensen en achtpotige aliens), maar wel de zogeheten hard science fiction, waarin de huidige stand van de wetenschap wordt geëxtrapoleerd naar de nabije toekomst.
En het andere type dat me interesseert is de dystopische science fiction, die veel meer handelt over het effect van technologische innovatie op de menselijke geest, relaties en maatschappij. Auteurs als de oudjes Arthur C. Clarke of Isaac Asimov, en hun jongere broers Neal Stephenson (Cryptonomicon, Snow Crash), Stephen Baxter, William Gibson (Neuromancer), Philip K. Dick (A Scanner Darkly) behoren tot mijn favorieten. Momenteel race ik door Kim Stanley Robertson, die een prachtige trilogie publiceerde over de pogingen om van Mars een leefbare planeet te maken.
Ik zag deze week toevallig een paar publicaties die voeding geven aan de gedachte dat, hoe je ook in literair opzicht over scifi mag denken, het genre daadwerkelijk vaak inspiratiebron is voor praktische uitvindingen. Bekijk deze graphic eens (tekst gaat verder onder de afbeelding):
Natuurlijk is het plaatje een beetje misleidend, want het heeft alleen de voorspellingen opgenomen die ook daadwerkelijk uitkwamen; ik vermoed dat er veel meer zijn gedaan die niet uitkwamen. Maar dat is niet het punt; veel belangrijker is het dat goede scifi inspirerend kan zijn voor echte nieuwe wetenschap en echte maatschappelijke en economische innovatie. Wat me brengt op een tweede verhaal dat ik deze week las, op de site van het Smithsonian, How America’s Leading Science Fiction Authors Are Shaping Your Future. Een quote uit het einde van dit lange verhaal vat het aardig samen (maar lees vooral het hele stuk!):
Science fiction, at its best, engenders the sort of flexible thinking that not only inspires us, but compels us to consider the myriad potential consequences of our actions. Samuel R. Delany, one of the most wide-ranging and masterful writers in the field, sees it as a countermeasure to the future shock that will become more intense with the passing years. “The variety of worlds science fiction accustoms us to, through imagination, is training for thinking about the actual changes—sometimes catastrophic, often confusing—that the real world funnels at us year after year. It helps us avoid feeling quite so gob-smacked.”
Het derde verhaal gaat over Google X, het geheime lab van Google waar onder andere de Glass het licht zag, het plan werd gelanceerd om de hele wereld te voorzien van gratis internet door wifi-weerballonnen op te laten, en de zelfrijdende automobiel wordt vervolmaakt. De mensen die er werken worden geacht om niet incrementeel maar revolutionair te denken. Het gaat ze niet om een auto die 1 op 50 rijdt (in plaats van de huidige 1 op 15 of zo), maar om een vervoermiddel waarmee 1 op 500 te halen is. Dat vereist een compleet nieuwe manier van denken en het loslaten van alle voor waar aangenomen zekerheden. Ook dit is iets waarbij goede science fiction kan helpen.
Infographic van PrinterInks