Bijna weg

Morgen om deze tijd zitten we in het vliegtuig, op weg naar China. Heb er zin in. Ga schrijven, veel schrijven – om beter te onthouden wat we meemaken, maar vooral ook om de roerige afgelopen maanden te verwerken.

 

Tot over twee weken!

Don’t be evil

Als er één activiteit is die de reputatie van Google heeft geschaad, dan is het wel de investering die het bedrijf in China heeft gedaan. Niet vanwege de investering op zich natuurlijk, maar wel vanwege het compromis dat Google omwille van de toegang tot de markt heeft gesloten met de Chinese autoriteiten.

Deze week waren er voor het eerst signalen dat Google die reputatieschade serieus neemt en zich mogelijk uit China terugtrekt. Google zegt de argumenten voor een meer principiële houding serieus te overwegen. Als je een beetje cynisch bent aangelegd, vermoed je al snel een simpele zakelijke afweging.

Google werd, net zoals de meeste westerse zoekmachines, aanvankelijk door de Chinese autoriteiten geweerd. De Chinese overheid vindt het problematisch dat zij geen volledige controle heeft op het internetgedrag van haar burgers. Een zoekmachine als Google ontsluit namelijk een hele wereld aan ondermijnende informatie waartegen de Chinezen beschermd moeten worden.

Daarop besloot Google een compromis te sluiten. Door bepaalde zoektermen uit te sluiten (Falun Gong, bijvoorbeeld, en de namen van sommige in ongenade gevallen Chinese leiders) zou Google zijn diensten toch aan de Chinese websurfers mogen aanbieden.

Op de site blog.searchenginewatch.com, mij onder de aandacht gebracht door Volkskrantblogger Christina, staat een nauwgezette reconstructie van de terugtrekkende beweging die Google heeft gemaakt. Het Amerikaanse internetbedrijf rechtvaardigde zijn Chinese avontuur door te verwijzen naar de goede dingen die het in het land zou kunnen doen. Hoe dan ook zou er door de aanwezigheid van Google meer informatie voor de Chinezen beschikbaar komen.

Googles hoofddirecteur Eric Schmidt zei in januari al dat Google een ‘schaal van slechtheid’ introduceerde met zijn gang naar China. Hij verwees daarmee naar het motto van het bedrijf is ‘Don’t be evil’, wees niet slecht. Kennelijk vatte toen al binnen Google de gedachte post dat de Chinese investering niet zo’n goed idee was.
Mede-oprichter Sergey Brin liet eerder deze week weten dat de afwijking van het uitgangspunt ‘Don’t be evil’ wellicht niet zo’n goed idee was geweest. ‘Misschien is een principiële stellingname toch beter’, aldus Brin.

Google maakt zich kennelijk grote zorgen. Concurrent Yahoo ligt volgens Searchenginewatch nog veel meer onder vuur en heeft zelfs te kampen met een boycot van Britse journalisten, omdat Yahoo informatie over zoekopdrachten van Chinese journalisten aan de overheid zou hebben verstrekt. Zo ver wil Google het niet laten komen.

Daarnaast zijn er ook berichten dat Google steeds meer beperkingen krijgt opgelegd. Er komt een moment waarop de winst uit China niet langer opweegt tegen de reputatieschade die het bedrijf leidt. Niet alleen omdat het zaken doet met een dubieus regime, maar ook simpelweg omdat het zijn nut verliest als zoekmachine als de zoekresultaten zwaar vertekend zijn.

Internet maakt de wereld één, wordt vaak gezegd. Uit dit verhaal blijkt opnieuw dat dit maar voor een heel klein deel waar is. Ook op het internet worden uiteindelijk commerciële afwegingen gemaakt, die helemaal niets te maken hebben met vrijheid van informatie-overdracht of andere zulke hooggestemde idealen. Het enige hoopgevende aan dit verhaal is dat Google mogelijk bakzeil moet halen door druk van onderaf; van zijn gebruikers.

Zoals zo vaak op internet, moet het alternatief ‘van onderop’ komen. Microsofts Windows wordt belaagd door Linux, het gratis alternatieve besturingssysteem. Microsoft Office heeft concurrentie in het gratis OpenOffice. Google is weliswaar gratis voor de gebruiker; maar het wordt tijd voor een net zo effectieve, open source-achtige zoekmachine, die zich niet laat leiden door winstdoeleinden, en uitsluitend Google’s motto voor ogen heeft: ‘Don’t be evil.’

Tunnels onder de Grote Muur

De Chinese machthebbers zijn traditioneel goed in het bouwen van Grote Muren om buitenstaanders te weren. Ook in het internettijdperk zetten ze die traditie voort. Om het Chinese deel van het wereldwijde web heen hebben ze een ‘Grote Firewall’ gebouwd, onder internetgebruikers beter bekend als de GFW.

Een firewall is voor de meeste computergebruikers een onmisbaar onderdeel van de beveiliging. Het houdt cyberspionnen tegen en beschermt je gegevens. De Chinese regering heeft de GFW voor een soortgelijk doel in het leven geroepen, maar niet zozeer om een afzonderlijke computer te beschermen, maar de hele Chinese bevolking tegen de verderfelijke invloeden van het internet.

De verbindingen van China met het de rest van het web worden gelegd via een aantal knooppunten die onder beheer staan van de regering. Op die knooppunten zijn filters gezet, die bepalen welke buitenlandse sites de Chinese surfers mogen bezoeken. De BBC niet, bijvoorbeeld, omdat die een Chineestalige webdienst heeft; maar CNN wel, omdat die zijn informatie alleen in het Engels aanbiedt.

Google en andere webbedrijven hebben hun diensten aangepast aan de wensen van de Chinese overheid, en onderwerpen hun zoekresultaten aan dezelfde filters.

Dit alles betekent dat het internet, misschien wel de meest democratische uitvinding ooit, voor de Chinezen maar beperkt toegankelijk is. Bijvoorbeeld: ook in China neemt het webloggen, het bijhouden van een online dagboek, hand over hand toe. De Chinezen vervangen echter standaard alle referenties naar de religieuze beweging Falun Gong, naar de politieke leiding, en naar het neerslaan van de Tiananmen opstand door sterretjes.

Enkele van de inmiddels 300 duizend Chinese bloggers zijn desondanks zo populair geworden dat de Chinese regering hun weblog helemaal heeft afgesloten.
Nu zou het internet het internet niet zijn als er niet ook tunnels onder de GFW gegraven zouden worden. Chinezen ontdekken langzamerhand dat de technieken die gebruikt worden om online muziekbestanden uit te wisselen, ook gebruikt kunnen worden om informatie te verspreiden.

Hoe moeilijk die praktijk te bestrijden is, weet de muziekindustrie maar al te goed; die derft jaarlijks vele tientallen miljoenen aan inkomsten door deze online activiteit. Een andere optie die steeds populairder wordt, is het gebruik van de netwerk van Skype.

Skype legt wereldwijd telefoonverbindingen via het internet zodat het mogelijk is praktisch gratis een paar uur met je tante in de Verenigde Staten te bellen. Skype bedreigt niet alleen de gevestigde telefoonmaatschappijen, maar nu ook de Chinese censoren; op Skype is namelijk moeilijk controle uit te oefenen, omdat de informatie via Skype gecodeerd wordt verspreid.

Een derde tunnel is het gebruik van online fotodiensten, zoals Flickr. Slimme Chinezen plaatsen daarop gemanipuleerde foto’s en verspreiden zo hun boodschap. Zo plaatste Zhang Erning een foto van Einstein die een aantal formules op een schoolbord kalkt. Enkele van die formules zijn vervangen door politieke uitspraken: ‘GFW = shit’, luidt een van de stellingen.

Ook het zoekfilter dat Google in China gebruikt, blijkt niet waterdicht. Via de reguliere zoekmachine zal een trefwoord als Human Rights Watch, een mensenrechtenorganisatie, via de Chinese Google geen hits opleveren. Maar het blijkt wel mogelijk te zijn om een advertentie te plaatsen op de Chinese Googlesite met een link naar Human Rights Watch erin.

Sommige van deze gaten zullen relatief gemakkelijk en snel gedicht kunnen worden. Maar het is niet als met de wapenwedloop, waar de ontwikkeling van respectievelijk defensieve en offensieve wapens elkaar in evenwicht houdt. Naarmate de bepantsering dikker wordt, worden de granaten krachtiger.

Het internet is anders, het is niet voor niks een net. Daarin zitten per definitie gaten. Wie die gaten volledig dicht, zit zonder internet. En dat is een prijs die zelfs de Chinese regering waarschijnlijk niet wil betalen, op straffe van stagnerende ontwikkeling.