Versie 2 (en continuing…): open source journalistiek

Het was, heel eventjes, het nieuws van de dag op Twitter: Paul de Leeuw hangt zijn account aan de wilgen. ‘Hallo lieve mensen! Hoe leuk ik het ook vond: ik ga van de twitter af! Niet door jullie, maar door andere factoren!!! Afkicken! Dag allemaal!’

Binnen de kortste keren vond dit nieuwtje uit de televisiewereld zijn weg naar de mainstream-media; na een uur of wat stond het bericht donderdagochtend op de sites van alle grote kranten en omroepen, om de volgende dag in de faits divers van de geschreven pers te worden opgenomen.

Open source journalistiek


Dit stuk is tot stand gekomen dankzij de inbreng en betrokkenheid van enkele tientallen bezoekers van het VKblog (de weblog-omgeving van de Volkskrant) en mijn persoonlijke website. Het is een experiment in ‘open source’ journalistiek: een vorm van journalistiek waarbij de auteur een beroep doet op de kennis en ervaring van de gemeenschap om zijn artikel te verbeteren.

Ik begon donderdag met de vraag: leeft het begrip burgerjournalistiek überhaupt wel? Is of wordt het fenomeen overschat?  Via Twitter probeerde ik zoveel mogelijk mensen te bereiken en te verleiden een reactie te geven. Een paar autoriteiten (met name in de ‘traditionele’ journalistiek) benaderde ik op een meer traditionele manier, per mail.

Vrijdag zette ik vervolgens een eerste versie van dit artikel online. Ook daarop kwamen weer enkele tientallen reacties. VKblogger Victor Onrust stuurde me een conceptartikel van zijn hand toe, onder de titel ‘Vrijheid van meningsuiting’. Henk Blanken zette zijn reactie op mijn vraag integraal online op zijn eigen weblog.

Een belangrijke aanwijzing kwam van een blogger die zich Marcel noemt. Hij wees me op een paar voor de hand liggende bronnen die ik zelf niet had geraadpleegd (waaronder Wikipedia). En daaruit leerde ik dat Jane’s Intelligence Review, het beroemde defensieblad, tien jaar geleden al zijn eerste open-source artikel publiceerde over cyber-terrorisme.

Met andere opmerkingen kon ik minder: waarom moet je beginnen met zoiets frivools als een televisiester? “Dat voedt de gedachte dat burgerjournalisten zich alleen bezighouden met non-items’, schreef iemand op het VKblog. En daarmee wordt een belangrijk dilemma zichtbaar: uiteindelijk, bij deze vorm van open-source journalistiek, houdt de journalist het vetorecht. Hij bepaalt uiteindelijk de inhoud van het artikel. En als hij het om redenen van vorm, presentatie, of stijl het beste vindt om met Paul de Leeuw te beginnen, is dat zijn keus. Hier houdt de openheid op, en neemt de journalist zijn verantwoordelijkheid.  

Twitter, de berichtendienst waar de leden via hun mobiel of het web een bericht van hooguit 140 tekens naartoe kunnen sturen, is inmiddels niet meer weg te denken. Wie bovenstaand voorbeeld te frivool vindt, wordt wellicht overtuigd door de waarneming dat het een twitteraar was die als eerste foto’s van de crash van het vliegtuig van Turkish Airlines de wereld instuurde. En zo nam de wereld ook via Twitter kennis van de Iraanse revolte van de afgelopen zomer.

De berichtendienst  voegt een belangrijk wapen toe aan het arsenaal van de burgerjournalist: de actieve burger die met hulp van nieuwe media verslag doet van zijn waarnemingen en daarmee, gewild of ongewild, voor een deel de rol van traditionele journalisten overneemt. Die burger had zich met zijn weblogs en bijdragen op discussiefora  al een plek verworven in het journalistieke productieproces. Al was het maar omdat de meeste ‘professionele’ journalisten deze platforms inmiddels bij hun standaard bronnenonderzoek betrekken als ze zich oriënteren op een nieuw onderwerp.

Volgens Marc Chavannes, onder meer hoogleraar journalistiek aan de Rijksuniversiteit van Groningen, bepalen deze bloggers en twitteraars voor een deel de toekomst van de journalistiek, zo zei hij een paar weken geleden op een discussiebijeenkomst. Hij dicht hen zelfs nog een belangrijker rol toe: met hun toenemende invloed springen zij in het gat dat de steeds amechtiger opererende traditionele media achterlaten in het controleren van de macht.

Diezelfde traditionele media lijken vooralsnog tamelijk  terughoudend in de acceptatie van die rol. Jan ’t Hart, adjunct-hoofdredacteur van deze krant, beschouwt de ‘burgerjournalist’ als een informatieleverancier. ‘Ik zie hem of haar niet als journalist. Dat is iemand die informatie ordent en rangschikt volgens de richtlijnen van het medium waarvoor hij werkt.’

Birgit Donker, hoofdredacteur van NRC Handelsblad vindt het winst dat  ‘burgers nu meer mogelijkheden geven om hun eigen kennis en ervaring aan te dragen’. Maar, zegt ze, ‘de nieuwsgierigheid van burgers is doorgaans beperkt van reikwijdte; die betreft vooral zijn of haar directe omgeving en/of persoonlijk belang. Als je het al burgerjournalistiek mag noemen, is die te vaak het resultaat van toevallige betrokkenheid, niet van stelselmatig onderzoek.’

De meeste bloggers hebben er helemaal geen behoefte aan om als burgerjournalist neergezet te worden.  Zij willen vooral de vrijheid houden om te kunnen schrijven over wat hen bezighoudt. De vraag of dat als journalistiek moet worden beschouwd, lijkt vooral een academische. Wel verzucht Elsje Dijkstra: ‘Tot nu toe is het vooral de blogger die reageert op de journalist. Ik denk dat het tijd wordt dat de journalist gaat reageren op de blogger. Te vaak lijkt het nu of de journalist en de blogger in gescheiden werelden leven.’

Die mening wordt, in iets andere termen, ook verwoord door Spits-hoofdredacteur Bart Brouwers en Henk Blanken, adjunct-hoofdredacteur van het Dagblad van het Noorden. Brouwers pleit voor ‘augmented journalism’: breng de sterke kanten van de traditionele journalistiek (de onderzoekskracht, de diepgang, het vermogen een verhaal te vertellen) samen met de transparantie, interactie, snelheid en netwerken van de nieuwe wereld. ‘En laten we eindelijk ons betrokken, kundige en geïnteresseerde publiek op een voetstuk plaatsen en samenwerken om betere resultaten te halen.’

Uiteindelijk is dat toch vooral een oproep aan de gevestigde media. De wil bij het publiek is er wel. Maar de traditionele media lijken zich op dit moment eerder terug te trekken achter hun gepantserde muren, dan zich open te stellen voor nieuwe invloeden. Blanken: ‘Zeker, de opkomst van “burgerjournalisten”, ook al is die veel kleiner dan gemeenlijk wordt gedacht, vormt een bedreiging voor de beroepsgroep. Maar voor de samenleving van geïnformeerde burgers is het waarschijnlijk een zegen dat er uit een andere hoek ook weer meer journalistieke informatie komt.’

Eerste versie: open source journalistiek

Hieronder de eerste versie van het stuk over burgerjournalistiek, zoals dat volgende week in de krant komt. Het is een vorm van open-source journalistiek: commentaren zijn welkom, en die zal ik, indien mogelijk, hierin verwerken. Let wel: het maximale aantal woorden voor dit verhaal is 700!

 

Het was, heel eventjes, het nieuws van de dag op Twitter: Paul de Leeuw hangt zijn account aan de wilgen. ‘Hallo lieve mensen! Hoe leuk ik het ook vond: ik ga van de twitter af! Niet door jullie, maar door andere factoren!!! Afkicken! Dag allemaal!’

Binnen de kortste keren vond dit nieuwtje uit de televisiewereld zijn weg naar mainstream-media;  met een uur of wat stond het bericht donderdagochtend op de sites van alle grote kranten en omroepen, om de volgende dag nog in de faits divers van de geschreven pers te worden opgenomen.

Twitter, de berichtendienst waar de leden via hun mobiel of het web een bericht van hooguit 140 tekens naartoe kunnen sturen, is inmiddels niet meer weg te denken van het web. Wie bovenstaand voorbeeld te frivool vindt, wordt wellicht wel overtuigd door de waarneming dat het een twitteraar was die als eerste foto’s van de crash van het vliegtuig van Turkish Airlines de wereld instuurde. En zo nam de wereld ook via Twitter kennis van de Iraanse revolte van de afgelopen zomer.

De berichtendienst  voegt een belangrijk wapen toe aan het arsenaal van de burgerjournalist: de actieve burger die met hulp van nieuwe media verslag doet van zijn waarnemingen en daarmee, gewild of ongewild, voor een deel de rol van traditionele journalisten overneemt. Die burger had zich met zijn weblogs en bijdragen op discussiefora  al een plek verworven in het journalistieke productieproces. Al was het maar omdat de meeste ‘professionele’ journalisten deze platforms inmiddels bij hun standaard bronnenonderzoek betrekken als ze zich oriënteren op een nieuw onderwerp.

Volgens Marc Chavannes, onder meer hoogleraar journalistiek aan de Rijksuniversiteit van Groningen, bepalen deze bloggers en twitteraars voor een deel de toekomst van de journalistiek, zo zei hij een paar weken geleden op een discussiebijeenkomst. Hij dicht hun zelfs nog een belangrijker rol toe: met hun toenemende invloed springen zij in het gat dat de steeds amechtiger opererende traditionele media achterlaten in het controleren van de macht.

Diezelfde traditionele media lijken vooralsnog tamelijk  terughoudend in de acceptatie van die rol. ‘Het is goed dat nieuwe communicatiemiddelen burgers meer mogelijkheden geven om hun eigen kennis en ervaring aan te dragen in discussies of bij gebeurtenissen – in woord en beeld. Maar de nieuwsgierigheid van burgers is doorgaans beperkt van reikwijdte; die betreft vooral zijn of haar directe omgeving en/of persoonlijk belang. Als je het al burgerjournalistiek mag noemen, is die te vaak het resultaat van toevallige betrokkenheid, niet van stelselmatig onderzoek’, zegt Birgit Donker, hoofdredacteur van NRC Handelsblad.

Ter voorbereiding van dit stuk deed ik een klein experiment in ‘open source’ journalistiek gedaan: ik deed een oproep aan bezoekers op het vkblog (de weblog-omgeving van de Volkskrant) en mijn persoonlijke site. De vraag: leeft het begrip burgerjournalistiek überhaupt wel? Een eerste versie van dit stuk heeft bovendien online gestaan, om commentaren en reacties uit te lokken die het verhaal beter zouden maken.

 Opvallend: de meeste bloggers hebben er helemaal geen behoefte aan om als burgerjournalist neergezet te worden.  Zij willen vooral de vrijheid houden om te kunnen schrijven over wat hen bezighoudt. De vraag of dat als journalistiek moet worden beschouwd, lijkt vooral een academische. Wel verzucht Elsje Dijkstra: ‘Tot nu toe is het vooral de blogger die reageert op de journalist. Ik denk dat het tijd wordt dat de journalist gaat reageren op de blogger. Pak de verschillende meningen die hier op het blog worden neergezet eens bij elkaar, zet ze af tegen de informatie uit andere bronnen, lever kritiek, sta open voor kritiek op de journalistieke stukken, vraag bloggers om in hun omgeving te letten op onderwerpen die in het nieuws zijn. Te vaak lijkt het nu of de journalist en de blogger in gescheiden werelden leven.’

Die mening wordt, in iets andere termen, ook verwoord door Spits-hoofdredacteur Bart Brouwers en Henk Blanken, adjunct-hoofdredacteur van het Dagblad van het Noorden. Brouwers pleit voor ‘augmented journalism’: breng de sterke kanten van de traditionele journalistiek (de onderzoekskracht, de diepgang, het vermogen een verhaal te vertellen) samen met de transparantie, interactie, snelheid en netwerken van de nieuwe wereld. ‘En laten we eindelijk ons betrokken, kundige en geïnteresseerde publiek op een voetstuk plaatsen en samenwerken om betere resultaten te halen.’

Burgerjournalistiek

Ter voorbereiding van een stuk over burgerjournalistiek, zou ik hier de zeer korte vraag willen stellen: is er een rol voor burgerjournalistiek, of is dit fenomeen altijd zwaar overschat geweest?

Overigens: het is puur toeval dat dit stuk bijna exact vier jaar verschijnt na de start van het VKblog, dat immers mede is gebaseerd op het ideaal van de burgerjournalistiek

Op zoek naar symbiose

Een politieke crisis in Den Haag, de vondst van twee dode meisjes in Luik, of een nieuwe Israëlische actie in de Gazastrook zijn nieuws. Geen twijfel mogelijk. Er bestaat een grote consensus bij journalistiek en publiek dat over deze gebeurtenissen uitgebreid bericht dient te worden.

Maar het vreemde voor een zo servicegericht beroep als de journalistiek is wel dat de consensus daar ongeveer ophoudt. De meeste journalisten zien het als hun taak het publiek voor te lichten op de wijze die het hun goeddunkt. Zij gaan daarbij af op hun professionele ervaring en inschattingsvermogen, en hebben zelden oog voor de feedback die ze terugkrijgen van hun publiek.

Sterker nog, veel vakbroeders stellen helemaal geen prijs op die feedback en vinden dat vooral erg lastig. In deze tijd van toegenomen communicatiemogelijkheden gaat dat steeds meer wringen. Het publiek wil kunnen meepraten over het nieuws en de boodschappers kunnen aanvullen of corrigeren.

Een voorbeeld: Ruud Zweistra schrijft op het Volkskrantblog: ‘Waarom werkt de Volkskrant-redactie mee aan de verspreiding van valse propaganda ten nadele van het Palestijnse volk door het benoemen van een geval van krijgsgevangenschap als “ontvoering”?’ Hij krijgt steun van een blogger die schrijft onder de naam ‘Voordaan’: ‘Als Palestijnen schieten, heet het terreur, en bij schietende Israëliërs is slechts sprake van je verdedigen tegen terroristen.’

Wat je hier verder ook inhoudelijk van denkt, dit is een interessante toevoeging aan de discussie, die wordt ingebracht door ons lezerspubliek. Het vormt een verrijking van de oorspronkelijke berichtgeving. In die zin is het een vorm van burgerjournalistiek.
Dat woord roept bij veel collega’s scepsis op. In Trouw beklaagde journalist Joost van Velzen zich onlangs dat in Nederland eigenlijk geen burgerjournalistiek bestaat, en dat de schaarse pogingen daartoe (waaronder het Volkskrantblog) tot mislukken zijn gedoemd.

Hij is in zijn mening bevestigd nu een oproep die hij deed aan zijn lezers om voorbeelden van succesvolle burgerjournalistiek te noemen, slechts zeven reacties opleverde.
Het is een wat flauwe poging, vind ik, om daarmee het begrip burgerjournalistiek als geheel af te serveren. Want waarom gaat het eigenlijk: de erkenning dat het brengen van het nieuws niet langer eenrichtingsverkeer is van de journalist naar de lezer, maar dat de lezer wil terugpraten, zijn mening wil geven, en om het uitgangspunt dat er een interessanter journalistiek verhaal kan ontstaan als de lezer daartoe ook de mogelijkheden heeft. ‘Nieuws is een gesprek’, zo parafraseerde de Amerikaanse publicist Steve Outing deze week een al enige jaren op internet circulerend motto.

De taak van de professionele journalistiek verandert niet, is mijn vaste overtuiging: er blijft altijd behoefte bestaan aan mensen wier vak het is om nieuws te filteren en te selecteren, te duiden en uit te leggen, te verzamelen en te presenteren. Maar duizenden ‘burgerjournalisten’ vinden het leuk om hun eigen mening te geven over allerhande nieuwsfeiten, of zelfs het nieuws uit hun eigen omgeving te presenteren als waren zij professionals – dan is het wel buitengewoon hooghartig van de gevestigde media om al die meningen en nieuwsfeitjes af te doen als niet bijster origineel of irrelevant.

Volgens mij ligt de grote uitdaging voor de traditionele media in het samenbrengen van de twee soorten journalistiek: de ene traditioneel, professioneel, ambachtelijk, objectief maar ook afstandelijk en soms kil; de ander meestal amateuristisch, subjectief, maar altijd betrokken en kritisch. Als die twee vormen van journalistiek bij elkaar komen, kan een mooie symbiose ontstaan. De traditionele media moeten de mogelijkheid scheppen voor die symbiose, de infrastructuur inrichten. Dat is een basisvoorwaarde; pas als daaraan wordt voldaan, kun je verder nadenken over de vraag hoe je als krant of omroep de inzet en de participatie van je eigen lezers en kijkers verder kunt benutten.

Hirsi Ali op het Volkskrantblog

Tot groot chagrijn van een enkeling die het onderwerp meer dan moe is, was er eigenlijk maar één onderwerp dat er de afgelopen week toe deed op het Volkskrantblog: de rel rondom het Nederlanderschap van Ayaan Hirsi Ali. De Volkskrant-commentaren die hierover handelden, kregen duizenden hits extra, en een enorme hoeveelheid reacties. Maar ook andere bloggers lieten zich gelden: Google geeft maar liefst 50 duizend hits op de naam Hirsi Ali op het Volkskrantblog. De afgelopen drie dagen zijn er naar schatting 500 berichten op het Volkskrantblog aan de affaire gewijd.

Een van de Volkskrant-commentaren (gepubliceerd op woensdag, onder de kop ‘Afgang voor Nederland’) werd niet warm onthaald door de Volkskrantbloggers. Blogger ‘Qabouter’ noemt het een ‘prutsstuk’: ‘Verdonk heeft niet besloten Ayaan van haar Nederlanderschap de beroven. Verdonk heeft geconstateerd dat het Nederlanderschap nooit verleend is geweest’.

Blogger ‘DJ’ valt over de volgende zin in het commentaar: ‘Opgejaagd en beroofd van een veilig dak boven haar hoofd, besloot Hirsi Ali haar heil in de VS te zoeken’. ‘Demagogische prietpraat’, noemt DJ dat. ‘Haar overgang naar de hoogst biedende partij (en passant eventjes wisselend van sociaal-democratie via liberalisme naar neo-conservatisme, hetgeen ik niet anders kan zien dan als politieke prostitutie) was allang in kannen en kruiken.’

En Volkskrantblogger Rob vindt ook dat de krant de plank misslaat: ‘Hoe is Hirsi Ali gedwongen het land te verlaten? Door wie? Is het niet zo, dat minister Donner in beroep is tegen de beslissing van de rechter om haar uit haar huis te zetten? Is het niet zo, dat ze zelf al weg wilde? Is het niet zo, dat we gisteravond en -nacht de voltallige volksvertegenwoordiging in het geweer zagen komen tegen de “constatering” van Verdonk?’

Toch werd het Volkskrantblog de afgelopen dagen, in ieder geval kwantitatief, gedomineerd door mensen die het opnamen voor Hirsi Ali. Wie het vooral moeten ontgelden, zijn Verdonk, de VVD die van hypocrisie wordt beschuldigd, en Zembla, het programma dat de affaire aan het rollen bracht.

Blogger Voordaan brengt met haar stellige voorspelling ‘Minister Verdonk treedt af’ de meeste pennen in beweging. ‘Minister Verdonk zal aftreden. Dat is niet koffiedik kijken, dat is niet doemdenken, dat is de enige conclusie die je kunt trekken na een lange dag kijken en luisteren naar de discussies binnen de Tweede Kamer’.

‘Het kan niet zo zijn dat een minister solistisch opereert. Een minister die geen ruggespraak houdt gedraagt zich als despoot. Als alleenheerser. De toekomst van ons land mag niet in de handen liggen van iemand die in haar eentje wikt en weegt. Dat is een zeer grote bedreiging van onze democratie’, meent Voordaan.

Zij schreef dit bericht op dinsdagavond, om tien voor twaalf; enkele uren voordat Verdonk alsnog boog voor de wens van de Tweede Kamer. In de uren daarna ontspon zich onder haar bericht een fascinerend semi-live verslag van het debat in de Kamer. Dat eindigde iets na drie uur in de ochtend met de opmerking van Alib: ‘De loden dame heeft ingebonden. Hoofd rechtop (‘ik blijf bij mijn standpunt, ik kon niet anders’) maar ondertussen deemoedig het hoofd buigend. Het werd tijd.’

Attila Arda, die schrijft een tot Nederlander genaturaliseerde Turk te zijn, maakt zich zorgen; en Alib Bondon hoopt dat de affaire bij veel politici tot het inzicht leidt dat het beleid van Verdonk een doodlopende weg is. Bloggers Theodora en App daarentegen weten het zo zeker nog niet. Theodora pleit voor gelijke toepassing van de wet voor iedereen: ‘Zo probeer ik te kijken naar de kwestie Ayaan Hirsi Ali en Rita Verdonk. Rita Verdonk houdt zich aan de wet. Dat kun je hard noemen, standvastig, bruut, walgelijk en ik weet niet wat allemaal meer, maar zij houdt zich aan de regels. Liegen mag niet, maar voortrekken kan helemaal niet. Wij zijn immers gelijk.’