Mijn vorige post over de dood van de website liet ten minste een belangrijke vraag onbeantwoord, en schiep hier en daar onbedoeld verwarring. Handig dus om in deze follow-up verduidelijking te bieden, en een voorzet te doen voor de beantwoording van de openliggende vragen. De belangrijkste daarvan is: als de website zoals we die nu kennen zijn langste tijd heeft gehad, wat komt er dan daarna? Wie of wat is zijn opvolger?
Het is hoe dan ook handig om het begrip ‘website’ te preciseren. Een collega schreef me in een mail:
Voor mij is een website geen ‘ding’ op zich maar een combinatie van een lijst distributie-adressen met meer of minder redactionele curatie.
Daar heeft-ie natuurlijk gelijk in. Facebook is een website, net zoals Twitter, YouTube, Google, nytimes.com en vpro.nl. Achter de bijbehorende webadressen gaan meer of minder grote ondernemingen schuil, voor wie de website in de regel één van de vele, en vaak niet eens de belangrijkste, kanalen is waarmee ze hun al dan niet commerciële doel proberen te bereiken. Ze hebben ook apps voor mobiel en desktop, papieren kranten en televisieprogramma’s tot hun beschikking.
De website van de Baarnse bridgeclub blijft gewoon bestaan, net als Google een webadres blijft bieden om een zoekopdracht te kunnen doorgeven. En ook vpro.nl en volkskrant.nl zullen blijven bestaan. Maar die voorspellingen vind ik in deze context bijna triviaal. In mijn betoog wil ik een fundamenteel onderscheid maken tussen websites die worden gemaakt als onderdeel van een distributiestrategie voor content van professionele mediamakers (VPRO en Volkskrant) – dit noem ik voor het gemak maar even ‘mediasites’, en alle overige websites. Het gaat erom hoe de redacties van mediasites vorm en inhoud zo inrichten dat het publiek op de best mogelijke manier wordt bediend.
De kern van mijn betoog in een notendop: serieuze online journalistiek dreigt het onderspit te delven in het geweld dat de Buzzfeeds van deze wereld over het publiek uitstorten. Dit type grote contentfabrieken laat zich uitsluitend leiden door algoritmes; ze weten perfect waarnaar het publiek op zoek is en bedienen dit navenant. Vandaar de overmaat aan mediocre content op Facebook: de kattenfilmpjes en de top-tien lijstjes en het celebrity nieuws.
Omdat het publiek in meerderheid kiest voor wat ik dan toch maar, heel respectloos, bagger noem, wordt het voor producenten die het journalistieke ambacht serieus nemen, steeds moeilijker om op te vallen. De doorwrochte analyse over de Griekse schuldencrisis, waar je echt even voor moet gaan zitten, legt het af tegen de top tien fails van celebrity-makeovers. Mikken op bereik wordt lastiger, en waar het wel lukt, levert het minder op omdat adverteerders door het enorme aanbod steeds minder hoeven te betalen om een groot publiek te bereiken.
De Guardian bijv, de uitgever die het meest van alle kwaliteitsmerken stuurt op een groot, wereldwijd bereik, heeft enorm last van de steeds dalende advertentietarieven. Die daling kan alleen worden gecompenseerd met een steeds groter bereik en uiteraard keert dan op enig moment de wal het schip. De groei van het bereik is eindig, zelfs in een groot taalgebied als het Engelse. Nummer twee heeft het nakijken, zoals meestal op het internet. En laten we dan maar zwijgen over de perspectieven van zo’n bereiksstrategie in kleinere taalgebieden als het Nederlandse.
De meeste uitgevers hebben niet zulke diepe zakken als de Guardian en kunnen zich de mega-investeringen niet veroorloven. Zij moeten hun online strategie radicaal aanpassen aan dit inzicht. Dat betekent níet dat ze het zich kunnen permitteren om sociale media links te laten liggen. Net als nu zullen ze hun best moeten blijven doen om het publiek zo goed mogelijk te attenderen op de verhalen die ze maken.
Dan de andere kant van de medaille: de thuisbasis, in de vorm van een website waarop een redactie haar verhalen gepubliceert. Die website heeft een homepage, die overigens, terecht, al eerder dood is verklaard. Het punt is namelijk dat de almachtige zoekmachine én de distributie via sociale media ervoor hebben gezorgd dat elke pagina een landingspagina kan zijn.
Elke pagina moet dus een etalage zijn waar zoveel mogelijk wordt doorverwezen naar de andere goede content die beschikbaar is. Nog meer afleidingen van het verhaal zelf dus. En vandaar mijn pleidooi: denk na over alternatieven. Welke andere mogelijkheden hebben we om onze productie zo effectief en mooi mogelijk voor het voetlicht te brengen? Hoe verleiden we ons publiek om niet alleen te browsen en te snacken, maar ook daadwerkelijk te consumeren?
Door meer te gidsen. Door meer het hoofd aan te spreken en minder de buik. Door steviger te cureren. Door kortom, de lineariteit van een magazine of een krant als alternatief neer te zetten voor de chaos en onoverzichtelijkheid van een website.
Ik zou het een interessant experiment vinden om de volledige inhoud van de Guardian om te zetten in een longread zoals de VPRO die over Srebrenica heeft gemaakt (disclaimer – ik ben hoofd Digitaal van de VPRO). Andere vormen:
- De prachtige productie van de Volkskrant over wereldsteden
- NRC’s verhaal over Somalische piraten
- Een longread van SBS over rassenrellen in Australië
- Een online magazine van npogeschiedenis.nl op basis van de tv-serie De IJzeren Eeuw.
De lijst kan nog veel langer worden. Maar wat deze producties gemeen hebben: ze cureren. Ze gidsen. Ze leiden. Het zijn geen samenraapsels van verhalen zoals in de traditionele ‘dossiers’, maar prachtig en vaak innovatief vorm gegeven producties rondom één centraal thema.
Deze producties staan ‘op’ een website, in de zin dat ze een URL hebben. Maar ze ‘zijn’ geen website. Het is geen los samenraapsel van verhalen en producties die min of meer willekeurig aan elkaar worden gelinkt en die het aan de bezoeker overlaat hoe hij zijn weg door dit aanbod baant.
De uitdaging is uiteraard om te onderzoeken of we deze vorm ook kunnen gebruiken om de diversiteit van een medium-website te presenteren. Zo’n site gaat over cultuur, politiek, human interest, sport, economie, wetenschap – alle gebieden waarvan een betrokken en nieuwsgierige burger op de hoogte moet en wil blijven.
Journalistieke principes zijn leidend in vormgeving en presentatie. Relevantie, esthetiek, inhoudelijke kwaliteit op alle niveau’s, onderlinge samenhang, verwijzingen bepalen hoe het publiek deze publicatie ervaart.
De job van de webredacteur wordt ingewikkelder maar ook leuker. Hij of zij bepaalt elke keer opnieuw wat de waarde is van elke update die wordt aangeboden, en probeert die te passen in het gekozen schema. De uitgever en de hoofdredactie zien hun mogelijkheden groeien om een eigen stempel te drukken door de journalistieke keuzes die ze maken.
Welke vorm ook gekozen wordt, om succesvol te zijn moet-ie voldoen aan ten minste dit wensenlijstje (ongetwijfeld missen er zaken, vul het vooral aan):
- Ordening van verhalen gebaseerd op journalistieke relevantie (urgentie, nieuwswaarde, curatie, genre-indeling e.d.)
- Flexibel van opmaak om verschillende vormen op verschillende plekken toe te staan (de ‘opening’ kan in de ochtend een slideshow zijn, in de middag een tekstuele analyse, ’s avonds een video)
- Duidelijke signaalfunctie naar eindgebruikers over updates en nieuwe content (als journalistieke relevantie leidend is, kan nieuwere content die net wat minder relevant is, soms verborgen zijn onder/achter oudere verhalen)
- Platform biedt volledige multimediale ondersteuning
- Platform is open voor distributie op item-niveau (afzonderlijke producties kunnen gemakkelijk gevonden/aangelinkt worden van binnen of buiten de site)
- Platform biedt een api voor distributie door derde partijen
Kortom: de ideale vorm van de nieuwe mediumsite combineert het journalistieke leiderschap en de gidsfunctie van de oude krant met de veelzijdigheid en de distributiekracht van het web.