Zolang ik me kan herinneren ben ik verslaafd aan nieuws. Op vakantie maak ik er een gewoonte van om dagelijks een krantje te kopen; als ik een Volkskrant of NRC kan vinden, perfect, maar zelfs het lokale sufferdje is goed – als ik maar het idee heb dat ik verbonden blijf aan de constante nieuwsstroom die door ons leven loopt. Het is een prettig onderdeel van de vakantieroutine, om aan het eind van de middag ergens een beschaduwde plek op te zoeken, ene goed glas wijn te drinken met wat nootjes erbij, en mijn krantje open te slaan.
Ik was eigenlijk bijna vergeten hoe belangrijk die routine voor me is, totdat ik er deze zomer, op reis door Cuba, weer eens mee geconfronteerd werd. Er zijn twee krantjes te koop, Granma en Juventud – de een nog dunner dan de ander. 8 Pagina’s op tabloid formaat, dat is het wel zo’n beetje. Nauwelijks internationaal nieuws, en wat er is vanzelfsprekend fors gekleurd door de kijk van de Castrootjes op de wereld. Dat wil zeggen: lovende woorden voor de verworvenheden van Hugo Chavez, de president van Venezuela die in het land was om behandeld te worden tegen kanker. Een rare dubbele kijk op de opstand in Libië; en geen goed woord voor Obama, die al net zo’n foute president is als zijn voorganger. Verder veel informatie over de tabaksoogst, een nieuw kinderopvang-centrum in Camagüey, en de laatste uitslagen van het ‘beisbol’ (baseball), de nationale sport van Cuba.
Verstoken dus van nieuws – want internet is er ook al nauwelijks. Zes euro per uur kost het, als je het al kunt vinden, en het is tergend traag. Op je computer is een raar soort uitgeklede versie van Windows XP te vinden (wat ik opmerkelijk vond, gegeven de verdere onvindbaarheid van moderne Amerikaanse producten op Cuba – je zou verwachten dat de regering de ideologie van de open source zou omarmen). Als je geluk hebt, heeft een slimme beheerder naast IE6 ook nog een relatief nieuwe versie van Firefox geïnstalleerd. Maar dat is het wel.
Cuba is een fascinerend land. We spraken met boeren, die ons vertelden dat ze voor het slachten van hun eigen koe toestemming nodig hadden van de regering, en dat ze niet zelf de prijs voor hun tabak mochten bepalen; die wordt twee keer per jaar vastgesteld door de regering. Het heeft niet veel zin om ambitieus te zijn – de grenzen van je mogelijkheden worden niet door jouzelf bepaald, maar door de overheid.
Maar tegelijkertijd een land vol zon en muziek, met een uitstekende gezondheidszorg, op de meeste plaatsen stroom, een werkend riool en gemakkelijke toegang tot schoon water. Een land met relatief weinig gemotoriseerd verkeer (veel oude Amerikaanse sleeën!), weinig mogelijkheden om te shoppen, en nauwelijks advertenties. Een land waar je gemakkelijk afstand kunt nemen van je normale hectische tempo. Is er een verband tussen deze verworvenheden en al die blijdschap die we onderweg zagen? Of was die vrolijkheid pure fake, een decor dat voor de toeristen in stand blijft? Kan het me toch nauwelijks voorstellen – dat vergt een wijd verbreid toneeltalent. Natuurlijk ben ik een naïeve toerist. Ik zou er veel langer moeten wonen om me een beter gefundeerd oordeel te vormen. En het is vanuit mijn positie als rijke Hollander gemakkelijk om me te wentelen in nostalgie over deze samenleving, die qua tempo misschien wel een beetje lijkt op het Nederland van vijftig jaar geleden.
Mijn nieuwsverslaving is op Cuba overigens niet genezen.