Het tweede leven

Sommige internet-sceptici hebben altijd gemeend dat het web niet meer is dan een nieuw escapistisch speeltje is voor de decadente en verwende jeugd van het westen. Die gedachte krijgt nieuwe voeding door de enorme populariteit van de virtuele werelden op internet. Second Life  is daarvan een van de populairste.

Het spel heeft veel overeenkomsten met het echte leven: je kunt er rijk worden of aan lager wal raken, verliefd en gehaat zijn, populair of eenzaam. Ook de grote uitgevers hebben Second Life inmiddels ontdekt, aangetrokken door de massa mensen die dagelijks uren in het rollenspel doorbrengt.

Reuters heeft een eigen correspondent en nieuwsdienst ingezet. Volgens deze correspondent wil Endemol een virtuele Big Brother starten. En om het feest compleet te maken meldt The Guardian dat de Duitse uitgever Springer (van onder andere Bildt Zeitung) nu ook een tabloid starten.

Interessante ontwikkelingen. Misschien moeten we toch maar eens gaan denken over een Tweede Volkskrant.

Vlees of vis

Jacob Hesseling is één van de schrijvers van het eerste uur op het Volkskrantblog. Hij maakte deel uit van een groep van zeven bloggers die een paar weken geleden in Utrecht bij elkaar kwamen om te spreken over het Volkskrantblog. Bedoeling van die bijeenkomst was om een uitwisseling van ideeën tot stand te brengen: de redactie kreeg een platform om haar plannen te ontvouwen en de eerste reacties daarop te vernemen, de bloggers konden hun klachten en verlangens kwijt.

De bijeenkomst inspireerde Hesseling tot een nieuw initiatief: de organisatie van een veel grootschaliger ontmoeting, op 24 mei in Zwolle, waar alle circa drieduizend bloggers welkom waren.

Die ontmoeting gaat niet door. Hesseling schrijft: ‘Overvolle agenda’s, de reisafstand, persoonlijke wensen om anoniem te blijven en twijfel aan nut en noodzaak van dergelijke bijeenkomsten leidden vaak tot reacties als “zeker doen als je het leuk lijkt, maar ik kan niet komen”.’

Hesseling parafraseert ook medeblogger Alib, die de gevoelens van veel twijfelende bloggers verwoordt: ‘Laat mij met rust; ik schrijf in de anonimiteit, ben geen journalist, ook geen publicist, maar een blogger die wil schrijven en reageren zoals het hem belieft en niet anders.’

Alib schrijft in een uitgebreidere reactie dat een lijfelijke ontmoeting met mensen die je verder alleen van het beeldscherm kent, bijdraagt aan het ‘ontrafelen van mythes’. ‘Het zou wel eens de redding van deze kwebbelkamer kunnen zijn. Voor het overgrote deel zijn we nu tenslotte ‘onbestaand’, ‘anoniem’, ‘lucht’. Dat maakt zo’n Volksblog ook zo waanzinnig : digitale vriend- en vijandschappen, opgeklopt schuim, lucht in de buik van het blog.’ Hij vergelijkt het met de ‘jaarlijkse ledenvergadering’, altijd een feest, ‘dan weet je weer waarvan je lid bent’.

Volgens Alib dringt zich nu een keuze op: moet het Volkskrantblog uitgroeien tot een gemeenschap van vlees en bloed, of willen we het vooral digitaal houden? Sommige deelnemers aan het blog vinden de anonimiteit, en misschien ook wel de vrijblijvendheid van de digitale communicatie prettig en hebben geen enkele behoefte aan meer. Anderen willen juist hun nieuwsgierigheid bevredigd zien en onderzoeken of het idee dat ze hebben over de mensen die ze dagelijks lezen overeenkomt met de realiteit.

Internetcommunicatie, schrijft Alib, is in zekere zin losgezongen van de realiteit van het dagelijks leven; ieder kan zich online, als hij daarvoor kiest, een nieuwe onstoffelijke identiteit aanmeten. Maar ergens ligt een punt waar de internetwereld en real life elkaar ontmoeten. Degenen die een ontmoeting voorstaan, willen dat punt tastbaar en concreet maken; ze willen vlees op het geraamte van de ideeënwereld die ze in de Volkskrantblogs zien.

Daar staat tegenover, concludeert Alib, dat veel bloggers het juist als een verrijking ervaren dat ze naast hun dagelijkse beslommeringen nog een ander (puur ‘geestelijk’) kanaal hebben om hun gedachten de vrije loop te laten gaan. Voor hun is het Volkskrantblog niet meer en niet minder dan een dagboek; de interactie met anderen interesseert hen wellicht minder; of zij zijn echt bang om hun identiteit prijs te geven.

De vraag van Alib is ook een vraag aan de redactie: wil zij dat het Volkskrantblog uitgroeit tot een gemeenschap? Zeven maanden ervaring met het blog hebben ons enige bescheidenheid geleerd: wij kunnen veel willen, maar het Volkskrantblog ontwikkelt zich als een autonoom organisme. Wij kunnen proberen bij te sturen en voorwaarden te scheppen, maar uiteindelijk zijn het de deelnemers die de koers bepalen.

Als we niet oppassen wordt geleidelijk aan de rol van de redactie gereduceerd tot die van een grensbewaker: wij moeten ervoor zorgen dat de gebruiksvoorwaarden gehandhaafd blijven en dat het belang van de Volkskrant niet geschaad wordt. Dat vind ik te mager. We zullen ook met nieuwe initiatieven moeten komen om de integratie tussen krant en weblog te verbeteren. Daarbij hoort naar mijn idee niet de organisatie van een feest; maar misschien wel het opzetten van een serie workshops of seminars.