Evenwichtskunstje bij journalistieke opleidingen

Net de mooiste drie weken van het jaar achter de rug – nou ja, in ieder geval in mijn betrekking als docent internetjournalistiek op de universiteit van Groningen. Gedurende drie weken in juni mag ik masterstudenten, die aan het eind van hun praktijkopleiding zitten, begeleiden om samen een nieuwssite te maken. Het resultaat kunt u hier bewonderen.

Weinig is leuker dan het overbrengen van je passie voor het vak aan een nieuwe generatie – en zeker als je merkt dat de vonk overslaat. Dianne bijvoorbeeld (ik verzin de namen hier maar even), die (voorlopig?) van haar twijfel is genezen om journalist te worden en opnieuw is gegrepen door ons mooie ambacht. Antoinette, zo onzeker, maar ook zo getalenteerd; en Michal, zo betrokken dat-ie vooral moet leren zichzelf in toom te houden. Ik ga ze missen, allemaal, en met belangstelling volgen.

Maar drie weken intensief optrekken met toekomstige vakgenoten doet wel opnieuw de vraag rijzen of de scholen voor journalistiek voldoende toegerust zijn om een nieuwe generatie journalisten op te leiden. Ik werd hierover vorige week gebeld door een collega van Villamedia, die aan het inventariseren is hoe de verschillende opleidingen met nieuwe media omgaan. En het onderwerp wordt ook in het buitenland steeds urgenter.

De vraag lijkt me terecht of Dianne, Michal en Antoinette, als ze over een half jaar of zo hun diploma ontvangen, optimaal toegerust op de niet erg florissante arbeidsmarkt voor journalisten komen. In Groningen proberen we studenten meer mee te geven dan alleen de stevige theoretische basis die je van een universitair opgeleide journalist mag verwachten. We confronteren hen ook met een zo realistisch mogelijk gesimuleerde praktijk. Het doel is om de overgang tussen school en stage, en later tussen stage en werk, zo naadloos mogelijk te maken. Dat doen we blijkbaar niet slecht – we behoren bij de best beoordeelde masteropleidingen in Nederland.

Tegen de collega van Villamedia zei ik dat de kunst voor elke opleiding is om te balanceren tussen de praktijk van nu en de praktijk van over vijf jaar. Afgestudeerde studenten moeten moeiteloos mee kunnen lopen op elke redactie, maar van hen mag nog iets meer geëist worden: dat ze ook nieuwe ontwikkelingen een plek kunnen geven in het beroepspraktijk. Ze moeten niet te ver voor de troepen uitlopen, maar als ze merken dat in hun werkkring de sociale media nog nauwelijks gebruikt worden, mag van hen wel worden verwacht dat ze laten zien hoe nuttig Twitter kan zijn, of welke mooie online producties er allemaal mogelijk zijn met een tool als Storify.

Deze evenwichtskunstenarij wordt nog moeilijker gemaakt door een stevige zijwind. Technisch en inhoudelijk ontwikkelt het vak zich namelijk razendsnel. Het is als schieten op een bewegend doel. Vroeger konden opleidingen zich concentreren op een medium: krant, radio of televisie. En ze konden inhoudelijke verdieping bieden, zodat elke afgestudeerde journalist zich al zorgspecialist of Amerikadeskundige kon noemen. Dat is nu praktisch niet meer mogelijk. Journalisten worden misschien niet geacht allemaal even goed te zijn met de pen als met de camera; maar er wordt wel van ze verwacht dat ze weten wat er allemaal mogelijk is. Idealiter weten ze ook nog het een en ander van verdienmodellen en branding (het zogeheten entrepreneurial journalism), kunnen ze een paar regels HTML schrijven, en weten ze bovendien hun weg in datajournalistiek en ingewikkelde visualisaties.

Dus niet. Wat we hooguit kunnen doen, is hen kennis laten maken met al die verschillende disciplines. We moeten hen de noodzaak van levenslang leren bijbrengen. We moeten enthousiasme overbrengen voor al die nieuwe technieken die tot onze beschikking staan om verhalen te vertellen. En dan moeten we hopen dat ze inderdaad zelf, nog voordat ze hun diploma ontvangen, op ontdekkingsreis gaan.

 

De journalist als techno-nerd

Ik heb me de laatste jaren bij de Volkskrant soms een vreemde eend gevoeld. Ik ben een journalist in hart en nieren, maar ik ben ook een programmeur. Met een huiskamer-opleiding weliswaar, maar ondertussen wel Zend-certified. Ik kan een webapplicatie bouwen, veilig en schaalbaar maken, en daarbij ook nog eens de nieuwste technieken en frameworks inzetten.

 

Dat is een bijzondere skillset voor een journalist. Veel collega’s kunnen ternauwernood hun e-mailprogramma van hun  browser onderscheiden. Van databases en scripting, mysql en php, laat staan het verschil tussen server- en clientside programmeren hebben ze nog nooit gehoord. We verwachten dat een journalist het verschil tussen hun en hen kent. Logisch. Misschien is het te veel gevraagd dat hij ook over een IT-diploma beschikt; maar zou hij niet op zijn minst iets af moeten weten van de manier waarop informatiestromen over het internet lopen? Informatie is toch de kern van het journalistieke ambacht? Informatie is als het hout voor de timmerman en de baksteen voor de metselaar; en de beschikbare webtechnieken zijn als hamer en troffel.

 

Ik kom erop vanwege dit artikel bij Wired (dank Marc Chavannes). Het riep bij mij de vraag op of zulke opleidingen in Nederland enige kans van slagen zouden hebben. Ik weet niet of er ooit onderzoek naar is gedaan. Mijn gevoel zegt dat er genoeg gegadigden zouden zijn om zo’n opleiding te volgen; maar het is wel de vraag of ze emplooi zouden vinden bij de Nederlandse uitgevers. Daar is de trend immers om te bezuinigen op online afdelingen en een one-size-fits-all beleid te voeren (in sommige gevallen: one-site-fits-all).

 

Als we ervan uitgaan dat het de taak van een journalist is om informatie te verzamelen, te filteren, te selecteren, te ordenen en te presenteren, dan zou hij geholpen zijn met elke techniek die hem in staat stelt een deel van dit proces te automatiseren. Of het nu gaat om het signaleren van trends op Twitter, het analyseren van grote hoeveelheden financiële data zoals beschikbaar via de effectenbeurzen of verkiezingsuitslagen – die informatie bestaat, maar ze is zo overvloedig aanwezig dat je een programmeur nodig hebt om ze op een fatsoenlijke manier te ontsluiten. Als die programmeur ook nog wordt bijgestaan door een designer, zodat hij vrolijke kaartjes en mooie diagrammen kan presenteren – dan heeft is een mooie productie het resultaat.

 

Deze vaardigheden worden wegbezuinigd bij de kranten, terwijl ze steeds belangrijker worden. Is dat niet raar?