Blokker passé

Er is een tijd geweest dat Jan Blokker mijn journalistieke held was. De jaren tachtig, daar praten we over; dan zat ik met mijn vriendin in onze oude Fiat en lazen we elkaar zijn zaterdagse column uit de Volkskrant voor. Diezelfde krant overigens die, toen nog wel, op zaterdag ruimschoots over de 100 pagina’s telde. Op goede dagen waren dat er 128 – het is dat de drukkerij er niet meer aankon, want anders had de krant nog gemakkelijk tien of twintig pagina’s dikker kunnen zijn.

Afgelopen zaterdag telde de krant er 58. Een geflatteerd cijfer ook nog, vanwege de veelheid aan advertenties voor de eigen producten.
Die realiteit is langs Blokker heengegaan, als ik op zijn nieuwe boek ‘Nederlandse journalisten houden niet van journalistiek’ afga. Het is weinig minder dan een gotspe dat de nestor van de vaderlandse columnistiek, die eerder bekend staat om zijn scherpe meningen dan om zijn heilig ontzag voor de feiten, Nederlandse journalisten verwijt dat ze liever een ‘columpje’ tikken dan achter nieuws aan te jagen dat nog niemand kent.
Blokker verwijt Pieter Broertjes, hoofdredacteur van de Volkskrant, dat hij veel te modieus aan het moderniseren is geslagen door zwaar in te zetten op de multimedialiteit van zijn krant. Hij had beter kunnen investeren in de kwaliteit van zijn journalisten, denkt Blokker.
Ik gun Blokker zijn kleinheid jegens Broertjes (de twee hebben een vete sinds de oude columnist een paar jaar geleden met ruzie de Volkskrant verliet). Maar wat ik veel lastiger te verdragen vindt is dat Blokker, die als hij wil scherpe analyses kan maken, totaal voorbijgaat aan de nieuwe maatschappelijke realiteit van de journalistiek.
Die realiteit is: economisch gaat het rampzalig. De concurrentie is gruwelijk veel groter geworden – van gratis kranten en, wel degelijk, van de nieuwe media. Het traditionele publiek schrijft tegenwoordig liever zelf een stukkie dan dat ze werk van een ander lezen. In die omgeving moet de journalist zijn werk doen. Ik durf de stelling aan dat de hedendaagse journalist veel professioneler zijn werk doet dan de collega van dertig jaar geleden, toen Blokker zelf nog (kortstondig als adjunct-hoofdredacteur van de Volkskrant) aan het roer stond.

Afgelopen zaterdag telde de krant er 58. Een geflatteerd cijfer ook nog, vanwege de veelheid aan advertenties voor de eigen producten.

Die realiteit is langs Blokker heengegaan, als ik op zijn nieuwe boek ‘Nederlandse journalisten houden niet van journalistiek’ afga. Het is weinig minder dan een gotspe dat de nestor van de vaderlandse columnistiek, die eerder bekend staat om zijn scherpe meningen dan om zijn heilig ontzag voor de feiten, Nederlandse journalisten verwijt dat ze liever een ‘columpje’ tikken dan achter nieuws aan te jagen dat nog niemand kent.

Blokker verwijt Pieter Broertjes, hoofdredacteur van de Volkskrant, dat hij veel te modieus aan het moderniseren is geslagen door zwaar in te zetten op de multimedialiteit van zijn krant. Hij had beter kunnen investeren in de kwaliteit van zijn journalisten, denkt Blokker.

Ik gun Blokker zijn kleinheid jegens Broertjes (de twee hebben een vete sinds de oude columnist een paar jaar geleden met ruzie de Volkskrant verliet). Maar wat ik veel lastiger te verdragen vindt is dat Blokker, die als hij wil scherpe analyses kan maken, totaal voorbijgaat aan de nieuwe maatschappelijke realiteit van de journalistiek.

Die realiteit is: economisch gaat het rampzalig. De concurrentie is gruwelijk veel groter geworden – van gratis kranten en, wel degelijk, van de nieuwe media. Het traditionele publiek schrijft tegenwoordig liever zelf een stukkie dan dat ze werk van een ander lezen. In die omgeving moet de journalist zijn werk doen. Ik durf de stelling aan dat de hedendaagse journalist veel professioneler zijn werk doet dan de collega van dertig jaar geleden, toen Blokker zelf nog (kortstondig als adjunct-hoofdredacteur van de Volkskrant) aan het roer stond.