Er is toekomst voor de journalistiek

 

Er is toekomst voor de journalistiek
Ik moet beginnen met een disclaimer en een kleine persoonlijke ontboezeming. Toen ik tien was, wist ik het al: ik wilde journalist worden. Net als Pietje Bell, mijn jeugdheld, misdaadbendes ontmaskeren en misstanden in de krant zetten. Ik heb het vak meer dan twintig jaar uitgeoefend, de laatste jaren vooral op internet. Ik heb als lid van de Volkskrantredactie lange tijd geprobeerd om de journalistieke organisatie en werkwijze te helpen moderniseren. Internet biedt meer kansen dan bedreigingen, was en is mijn credo. Inmiddels ben ik weg bij de krant en is de journalistiek niet meer mijn hoofdactiviteit.
OK, dat is uit de weg. Het feit dat ik financieel niet meer afhankelijk ben van de journalistiek, maakt mijn verdediging van het vak misschien iets geloofwaardiger. Jaap Stronks, online strateeg, stelt in een bijdrage deze week op De Nieuwe Reporter dat de journalistiek eigenlijk net zo goed afgeschaft kan worden. We hebben talloze nieuwsbronnen tot onze beschikking: onze online sociale netwerken worden steeds uitgebreider, en overheden, bedrijven en belangenorganisaties weten ons steeds beter rechtstreeks te vinden. Er is geen journalist meer nodig om de boodschap over te brengen; de functie van intermediair heeft afgedaan. En de vakbroeders die willen wijzen op het maatschappelijk belang van een onafhankelijke journalistiek: ach, die redeneren puur uit eigenbelang, zegt Stronks; ze zijn bang voor hun hachje.
Stronks’ bijdrage zou je links kunnen laten liggen, ware het niet dat zijn visie een extreem ver doorgevoerde versie is van het doemdenken dat we steeds vaker tegenkomen. Een kleine greep: Henk Blanken (adjunct-hoofdredacteur van het Dagblad van het Noorden), Jo Bardoel (kersvers hoogleraar Journalistiek en Media in Nijmegen), en Mark Deuze (universitair docent in de VS)  betogen alle de afgelopen week in meer of mindere mate dat de journalistiek in crisis verkeert. 
Wat doet een journalist eigenlijk? Hij vergaart informatie, filtert berichten, maakt een mooie selectie, en weet deze vervolgens nog aardig te presenteren ook. Zijn er alternatieven voor deze arbeid? Op deelterreinen wel, maar op cruciale gebieden ook niet.  Laten we ons even concentreren op dat vergaren van informatie, er een klein onderdeel uitlichten. NRC Handelsblad heeft de afgelopen maanden behoorlijk gescoord met het uitzoekwerk in het pedofilieschandaal dat de kerk teistert. Veel informatie was wellicht toch wel naar buiten gekomen door het onderzoek van de Commissie Deetman; maar dan waren we afhankelijk geweest van een instelling die zelf een speler is geworden in het krachtenspel (want als onderzoeksinstituut opgezet door de kerk en dus per definitie niet onafhankelijk).
Dankzij de research van NRC weten we inmiddels veel meer over de lotgevallen van jongens die de afgelopen decennia zijn opgevoed in rooms-katholieke internaten.  Deze onderzoeksjournalistiek is alleen mogelijk omdat de journalistieke bazen iemand vrijstellen van zijn andere taken en hem de ruimte geven om te duiken in een affaire waarvan het maatschappelijk belang als een paal boven water staat, maar het commercieel belang nog lang niet is vastgesteld. Dit uitzoekwerk geschiedt niet binnen de sociale netwerken die door Stronks zo worden geroemd, en ook niet binnen de beste blogs.
Nog een voorbeeldje.  Ik ben jarenlang correspondent geweest in Brussel en geschreven over Europese Unie en NAVO. Niet de meest populaire onderwerpen, ben ik bang; maar toch vond en vindt de hoofdredactie van deze krant het nodig om te investeren in deze post, simpelweg omdat er een maatschappelijk belang gemoeid is met fatsoenlijke verslaggeving over deze thema’s. Er bestaat nog steeds geen blog dat de institutionele intriges van de Brusselse wandelgangen blootlegt op een manier die voor de meeste lezers nog goed te volgen is. En we kunnen ons beter niet overleveren aan de voorlichters van EU en NAVO – ik ben bang dat ons dan cruciale informatie onthouden wordt.
Er is, kortom, geen reden om te twijfelen aan het nut en de noodzaak van een goede journalistiek. Dat de praktijk daarvan inmiddels steeds meer afwijkt – dat is een ander verhaal. Het betekent dat we de journalistieke praktijk moeten veranderen. Maar we moeten het kind niet met het badwater weggooien.

Ik moet beginnen met een disclaimer en een kleine persoonlijke ontboezeming. Toen ik tien was, wist ik het al: ik wilde journalist worden. Net als Pietje Bell, mijn jeugdheld, misdaadbendes ontmaskeren en misstanden in de krant zetten. Ik heb het vak meer dan twintig jaar uitgeoefend, de laatste jaren vooral op internet. Ik heb als lid van de Volkskrantredactie lange tijd geprobeerd om de journalistieke organisatie en werkwijze te helpen moderniseren. Internet biedt meer kansen dan bedreigingen, was en is mijn credo. Inmiddels ben ik weg bij de krant en is de journalistiek niet meer mijn hoofdactiviteit.

OK, dat is uit de weg. Het feit dat ik financieel niet meer afhankelijk ben van de journalistiek, maakt mijn verdediging van het vak misschien iets geloofwaardiger. Jaap Stronks, online strateeg, stelt in een bijdrage deze week op De Nieuwe Reporter dat de journalistiek eigenlijk net zo goed afgeschaft kan worden. We hebben talloze nieuwsbronnen tot onze beschikking: onze online sociale netwerken worden steeds uitgebreider, en overheden, bedrijven en belangenorganisaties weten ons steeds beter rechtstreeks te vinden. Er is geen journalist meer nodig om de boodschap over te brengen; de functie van intermediair heeft afgedaan. En de vakbroeders die willen wijzen op het maatschappelijk belang van een onafhankelijke journalistiek: ach, die redeneren puur uit eigenbelang, zegt Stronks; ze zijn bang voor hun hachje.

Stronks’ bijdrage zou je links kunnen laten liggen, ware het niet dat zijn visie een extreem ver doorgevoerde versie is van het doemdenken dat we steeds vaker tegenkomen. Een kleine greep: Henk Blanken (adjunct-hoofdredacteur van het Dagblad van het Noorden), Jo Bardoel (kersvers hoogleraar Journalistiek en Media in Nijmegen), en Mark Deuze (universitair docent in de VS)  betogen alle de afgelopen week in meer of mindere mate dat de journalistiek in crisis verkeert. 

Wat doet een journalist eigenlijk? Hij vergaart informatie, filtert berichten, maakt een mooie selectie, en weet deze vervolgens nog aardig te presenteren ook. Zijn er alternatieven voor deze arbeid? Op deelterreinen wel, maar op cruciale gebieden ook niet.  Laten we ons even concentreren op dat vergaren van informatie, er een klein onderdeel uitlichten. NRC Handelsblad heeft de afgelopen maanden behoorlijk gescoord met het uitzoekwerk in het pedofilieschandaal dat de kerk teistert. Veel informatie was wellicht toch wel naar buiten gekomen door het onderzoek van de Commissie Deetman; maar dan waren we afhankelijk geweest van een instelling die zelf een speler is geworden in het krachtenspel (want als onderzoeksinstituut opgezet door de kerk en dus per definitie niet onafhankelijk).

Dankzij de research van NRC weten we inmiddels veel meer over de lotgevallen van jongens die de afgelopen decennia zijn opgevoed in rooms-katholieke internaten.  Deze onderzoeksjournalistiek is alleen mogelijk omdat de journalistieke bazen iemand vrijstellen van zijn andere taken en hem de ruimte geven om te duiken in een affaire waarvan het maatschappelijk belang als een paal boven water staat, maar het commercieel belang nog lang niet is vastgesteld. Dit uitzoekwerk geschiedt niet binnen de sociale netwerken die door Stronks zo worden geroemd, en ook niet binnen de beste blogs.

Nog een voorbeeldje.  Ik ben jarenlang correspondent geweest in Brussel en geschreven over Europese Unie en NAVO. Niet de meest populaire onderwerpen, ben ik bang; maar toch vond en vindt de hoofdredactie van deze krant het nodig om te investeren in deze post, simpelweg omdat er een maatschappelijk belang gemoeid is met fatsoenlijke verslaggeving over deze thema’s. Er bestaat nog steeds geen blog dat de institutionele intriges van de Brusselse wandelgangen blootlegt op een manier die voor de meeste lezers nog goed te volgen is. En we kunnen ons beter niet overleveren aan de voorlichters van EU en NAVO – ik ben bang dat ons dan cruciale informatie onthouden wordt.

Er is, kortom, geen reden om te twijfelen aan het nut en de noodzaak van een goede journalistiek. Dat de praktijk daarvan inmiddels steeds meer afwijkt – dat is een ander verhaal. Het betekent dat we de journalistieke praktijk moeten veranderen. Maar we moeten het kind niet met het badwater weggooien.

 

Vijf jaar De nieuwe reporter

Kreeg een mailtje van Theo Dersjant, een van de mannen achter De Nieuwe Reporter. Of ik mijn mening wilde geven over deze site. Binnenkort bestaan ze vijf jaar en dat vinden ze een goed moment zich te bezinnen over hun bestaansrecht en hun aanpak.

 

Dit schreef ik:

 

Beste Theo

dank voor je uitnodiging input te leveren over de toekomst van DNR.

beginnen met een compliment, dat hoort zo geloof ik: ik vind DNR veruit de beste site voor debat over de toekomst van de Nederlandse journalistiek. En dan volgt meteen de relativering: andere sites zijn er naar mijn idee niet. Dat wil zeggen: een hoop journalisten en mediastrategen hebben natuurlijk hun eigen blog, maar wat ik goed vind aan DNR is dat ze probeert een soort centrum voor debat te zijn, waar al deze loslopende goeroes elkaar virtueel kunnen ontmoeten dan wel te lijf gaan.

Tegelijkertijd geloof ik dat jullie rubriek ‘best of the web’ – of hoe heette het ook alweer – opgeheven schijnt te zijn. Ten minste, ik zie het niet meer terug op de voorpagina van de site. En juist die rubriek had voor mij veel toegevoegde waarde. Jullie beoefenden daarmee een journalistieke kerntaak, namelijk de filtering en selectie  van het nieuws en bespaarden mij daarmee een hoop tijd. Nu moet ik het allemaal zelf uitzoeken…

DNR doet ook aan nieuws. Daarop zit ik niet te wachten; ik krijg dagelijks de nieuwsbrief van Villamedia in mijn mailbox, en dat is voor mij eigenlijk wel genoeg. DNR moet er wat mij betreft zijn voor verdieping, en dat mag nog wel iets meer zijn… De sectie Onderzoek vind ik erg interessant, maar daar wordt weinig gepubliceerd. Als DNR meer wil zijn dan een verzameling meninkjes (hoe belangwekkend ook), zou je eigenlijk op zoek moeten naar mensen uit de wetenschappelijke wereld die een pen kunnen vasthouden en interessant kunnen schrijven over hun vakgebied en hun nieuwe baanbrekende inzichten.

Ik realiseer me dat DNR een platform is voor debat over de toekomst van de Nederlandse journalistiek; toch zou het de moeite waard zijn de blik iets vaker over de grenzen te richten en te kijken hoe de journalistiek zich in vergelijkbare landen ontwikkelt. En als er verschillen zijn, waaraan die dan liggen.

Zo heb ik het zelf altijd heel interessant gevonden dat Nederland zo’n beetje het enige westerse land is waar de grootste nieuwssite niet is voortgekomen uit een journalistieke organisatie, maar van scratch af is opgezet. Ik heb daarover natuurlijk wel mijn ideeen hoe dat komt, maar ik zou het interessant vinden om over dit onderwerp een stukkie te lezen waarin ook de situatie in andere landen wordt beschouwd.

Helemaal aan de andere kant van het spectrum, het lokale, ligt ook een gat dat nog opgevuld kan worden. Hoe vangen gemeenschappen het wegvallen van hun lokale kranten op? Floreren lokale grass-roots initiatieven ineens? Of is daarvoor geen interesse?

En er is nog een thema dat jullie naar mijn idee enigszins verwaarlozen: de commercie. Verdienmodellen, online en offline.

Nou ja, je merkt dat ik eerder mijn pijlen richt op de onderwerpkeuze dan op de fundamenten van DNR. Dat is op zich al een compliment, lijkt me.

Succes en sterkte met DNR!

GJ