Links laat het liggen

Interessant onderzoekje van De Nederlandse Nieuwsmonitor deze week. Politieke partijen blijken in de praktijk een stuk linkser te zijn dan de berichtgeving in de media doet vermoeden. Voordat je naar de stembus gaat, op 9 juni, kun je dus maar beter een vergelijkende studie maken van de partijprogramma’s. Anders loop je het risico op de verkeerde partij te stemmen, eentje die eigenlijk te links is naar jouw smaak. De enige uitzondering lijkt het CDA te zijn; deze partij is iets rechtser dan de krantenkoppen doen vermoeden.

Belangrijkste oorzaak, volgens de onderzoekers: het publieke en politieke debat wordt gedomineerd door een thema dat als traditioneel rechts wordt gezien. De noodzaak om te bezuinigen wordt door alle partijen, inclusief de meest linkse van het stel (de SP) benadrukt. En bezuinigen, dat was toch eigenlijk een rechts stokpaardje? Bezuinigen op overheidsuitgaven betekent dat de belastingen omlaag kunnen en dat er meer ruimte in de economie ontstaat voor ondernemers.

Dat de lagere overheidsuitgaven op hun beurt allerlei collectieve voorzieningen in het gedrang brengen… ach, dat is een effect dat alle politieke partijen, ook de linkse, op dit moment wat minder benadrukken. En dus berichten de media er ook minder over. De crisis in Griekenland heeft dit effect nog versterkt, net als alle schrikverhalen die nu de ronde doen over het einde van de euro.

Op dit moment wordt het publieke debat gedomineerd door economische vraagstukken. Een paar jaar geleden hielden vooral problemen rond immigratie en allochtonen de kiezers in hun greep. Op die golf werd de PVV populair en kon Geert Wilders gloriëren. Het effect op de andere partijen was onmiskenbaar. Ze zagen zich gedwongen meer aandacht te besteden aan deze problemen en namen in meer of mindere mate delen van Wilders program over.

Dit is een bekend fenomeen dat door politicologen vaak is beschreven: in een democratische omgeving hebben radicale nieuwkomers op langere termijn vaak weinig kans van slagen. Als ze populair worden, zullen de gevestigde partijen delen van de radicale voorstellen overnemen en in hun eigen program incorporeren. Zo wordt de radicalen de wind uit de zeilen genomen.

Concreet: Nederland lijkt niet alleen rechtser geworden in de afgelopen jaren, het is ook echt zo. Als het gaat om allochtonen en integratie is het Nederlandse politieke spectrum naar rechts opgeschoven. De standpunten die je nu bij PvdA, GroenLinks en D66 ziet, kon je een paar jaar terug vermoeden bij CDA en VVD. En de VVD op zijn beurt heeft een deel van Wilders’ voorstellen overgenomen.

Hetzelfde geldt voor de economie. De programmawijziging die de PvdA deze week publiceerde (het vastleggen van 30 miljard aan bezuinigingen in plaats van 20 miljard), komt onder druk van de economische omstandigheden tot stand. Ook GroenLinks en de SP stellen bezuinigingen voor die een paar jaar geleden nog door diezelfde partijen als draconisch zouden worden afgedaan.

Conclusie? Links zit nog steeds in de verdediging, rechts valt aan en domineert het debat. Het ‘falen van paars’, lange tijd een bekend thema in de vaderlandse politiek, is het falen van de PvdA geworden. Dat VVD en D66 minstens zo belangrijke deelnemers aan paars waren, wordt voor het gemak vergeten. Dat de huidige financiële en economische crisis voor een groot deel het gevolg is van doorgeschoten liberalisering wordt in het politieke debat niet meegenomen. De puinhopen op het spoor, de wachtlijsten in de gezondheidszorg en de jeugdzorg: was de marktwerking op deze gebieden niet vooral een rechts thema? Is de dienstverlening van veel nutsbedrijven niet veel gebrekkiger geworden sinds hun privatisering?

De Nederlandse Nieuwsmonitor slaat de plank dus mis, wat mij betreft. Het imago van de politieke partijen is zo rechts als ze verdienen. Wat ik kwalijk vindt, is dat Femke Halsema, Job Cohen en Emile Roemer daaraan blijkbaar niks kunnen veranderen.

 

 

Angst is een slechte raadgever

Angst is een slechte raadgever, zeker voor mensen die denken dat hun beroep wordt bedreigd. Sommige journalisten, bij deze krant maar ook elders, vragen zich af of hen eenzelfde lot is beschoren als de mannen die in de 19e eeuw door de straten trokken om de openbare gasverlichting aan te steken.

Collega Martin Sommer lijkt tot dat wat conservatieve slag te horen. Hij ziet helemaal niks in ‘burgerjournalistiek’, dat hij ‘nieuw journailleren’ noemt, analoog aan het ‘nieuwe leren’ dat zoveel slachtoffers maakt in het onderwijs.

Ik heb veel sympathie voor het pleidooi van Sommer, vooral waar hij oproept om waakzaam te zijn en te zorgen dat traditionele waarden van de journalistiek niet verloren gaan. Een streven naar objectiviteit, het plegen van hoor en wederhoor, het feitenonderzoek, het scheiden van feit en opinie: het zijn allemaal karakteristieken van het journalistieke metier die het waard zijn om behouden te blijven.

Wat ik minder sympathiek vind en ook niet zo goed begrijp, is Sommers kennelijke angst dat deze waarden worden bedreigd door het fenomeen van de burgerjournalistiek. Allereerst: ik herhaal nog maar eens dat ik ervan overtuigd ben dat altijd grote behoefte blijft bestaan aan de vaardigheden van professionele journalisten. Die zijn niet te vervangen door webloggers of door slimme robots die het nieuws selecteren en filteren, zoals sommige adepten van het ‘nieuwe journailleren’ beweren. In die zin ben en blijf ik een traditionele journalist.

Maar dan. Wat is het grootste verwijt geweest dat journalisten, met name van de kwaliteitsmedia als NRC, Volkskrant, Trouw, het NOS-Journaal, de laatste jaren is gemaakt? Dat we het zicht op de maatschappelijke realiteit waren kwijtgeraakt. Dat we geen contact meer hadden met de basis. Dat we de technocratische agenda van de paarse kabinetten kritiekloos overnamen. Dat we daarom de Fortuyn-revolutie niet zagen aankomen.

Dat zou tot daaraan toe zijn geweest als de traditionele journalistiek zich in zijn berichtgeving dan ten minste boven alle twijfel verheven wist. Maar dat blijkt evenmin het geval. Ik zou gemakkelijk een lijstje met journalistieke blunders kunnen opstellen waarmee ook de meest reputabele media te kampen hebben gehad: van Jan Haerynck tot Jayson Blair.

Is het een wonder dat ons vak aan geloofwaardigheid inboet en we onze betaalde oplages in snel tempo zien afkalven? En dat dat niet alleen in Nederland gebeurt, maar overal in de Westerse wereld? Talloze verklaringen doen de ronde om deze fenomenen te begrijpen. Maar voor zover deze verklaringen ingaan op de relatie tussen nieuwsbrenger en nieuwsontvanger, beschrijven ze allemaal hetzelfde. Onze lezers wantrouwen ons en willen ons beter leren kennen. Ze willen bovendien kunnen terugpraten. De krant is geen meneer meer, maar moet zich opstellen als de buurman, met wie je in debat kunt. En het is precies dit debat dat deze krant probeert te faciliteren, onder andere via ons eigen weblogsysteem, het Volkskrantblog. Uiteindelijk is het de bedoeling dat dat debat leidt tot completere berichtgeving en ons tot betere journalisten maakt.

Dat dat soms vervelend en lastig is, staat buiten kijf. Dat veel van wat op het Volkskrantblog verschijnt het schoolkrantniveau niet overstijgt, is ook duidelijk. Maar is het terecht iets anders te verwachten? Het Volkskrantblog is van onze lezers, van de gebruikers, die zich slechts aan een paar simpele voorwaarden hoeven te houden. En dagelijks verschijnen er stukken die zo de papieren krant in zouden kunnen; niet omdat ze zulk spectaculair nieuws bevatten (dat gebeurt eigenlijk nooit) maar wel omdat ze een eigenzinnige opinie formuleren, een ontroerend verhaal, een monument voor de condition humaine. Daarmee doen ze weinig onder voor alle artikelen van dit genre die dagelijks in de krant komen.

Zijn de schrijvers van het Volkskrantblog daarmee ‘burgerjournalisten’? Dat is semantiek. De term is niet interessant. Interessant kan hun inhoudelijke bijdrage zijn. Interessant, voor de krant en voor henzelf, is vooral hun participatie.

Het Volkskrantblog verdient een grotere plaats in de papieren krant. Na de zomer zal dat gaan gebeuren. Deze rubriek keert dan in een andere vorm en op een andere plaats terug.