Journalistiek hoeft niet te vrezen

Iedereen die me wel eens heeft horen spreken, weet dat ik absoluut niet bang ben voor de teloorgang van de journalistiek – mits de uitgevers en de hoofdredacties bij de les blijven.

Nieuwe media vormen geen bedreiging, maar een kans. Eerst: wie zich zorgen moet maken over de opkomst van nieuwe media, zijn de beroepsgroepen die zich met papier en distributie bezighouden. Dat de drukkers, de vrachtrijders, de bezorgers hun beste tijd hebben gehad, dat staat als een paal boven water. Maar er zal altijd behoefte blijven aan mensen die er hun beroep van maken om informatie te filteren, te selecteren, te her-verpakken en mooi te presenteren. Journalisten, dus.

Het genoemde voorbehoud (dat uitgevers het hoofd koel houden) is niet onbelangrijk, en wat dat betreft zijn de voortekenen niet gunstig. Bijna alle uitgevers worden gedreven door angst om (dieper) in de rode cijfers te raken. Ze zoeken naar bezuinigingen, en vinden die in de journalistieke kwaliteit. Het commerciële nut van een extra krantenpagina of een correspondent in Japan is immers moeilijk aan te tonen. Dat is een gemakkelijke bezuiniging!

Gemakkelijk, maar verkeerd.

AOL heeft dat goed begrepen. Ik heb het bericht gemist (door mijn vakantie), maar op Techcrunch deed Michael Arrington een interessant gedachtenexperiment. Wat als de 10 procent van de beste journalisten van de New York Times zou besluiten om onmiddellijk op te stappen? Het vergt weinig verbeelding om tot de conclusie te komen dat de oude dame die aderlating nauwelijks zou overleven.

Toch is dat de beweging die bij veel ‘oude’ media zichtbaar is. Er wordt een sfeer gecreëerd die ertoe leidt dat de grote talenten ontmoedigd raken: er is nauwelijks toekomst voor serieuze journalistiek. Zij zullen als eerste vertrekken, omdat ze het snelst elders aan de bak komen. AOL pikt ze allemaal op. Zij hebben inmiddels een newsroom van 1500 man sterk; daarmee is deze Amerikaanse provider hard op weg een van de belangrijkste nieuwsorganisaties ter wereld te worden.

Arrington haalt ook het voorbeeld aan van Politico: journalisten beginnen voor zichzelf, slagen erin om in korte tijd een grote schare trouwe bezoekers aan zich te binden, en zijn vervolgens winstgevend – zelfs met (slik) een print-editie! Waarom: omdat ze zuinig aan kunnen doen met overhead. Dáar wordt op bezuinigd, niet op de journalistieke inhoud.

Het politico-voorbeeld is in Nederland niet gemakkelijk na te volgen, vanwege de veel kleinere markt. Je hebt massa nodig voordat zo’n experiment commercieel enige kans van slagen heeft. Maar los daarvan; in Nederland wint de angst het van de moed, en het bouwen van hoge muren is belangrijker dan het opengooien van ramen en deuren.

Het wordt tijd voor verandering!