Nieuwe site is live

Als kersvers ondernemer moet ik mijn diensten goed op een rijtje zetten. Niet alleen in mijn hoofd, maar ook voor mijn potentiële klanten. Vandaar deze hoognodige restyling van raker.nl.

 

Het rare is, ik ben nog maar net begonnen maar zit nu al zo’n beetje volgeboekt tot juli. Ook zonder site kun je kennelijk aan klanten komen. Ik weet niet precies wat dat nu zegt over mijn business

Hoe saaier de kop, hoe gelukkiger Google

‘Dit is een krantenartikel over de toekomst van de kranten’.

Als het aan mij ligt, is dit de kop die boven dit verhaal zou moeten staan. Maar de eindredactie is slim en zal er ongetwijfeld iets pakkenders boven weten te plaatsen. En laten we wel wezen: zou u met zo’n kop als ik voorstel werkelijk aan dit verhaal beginnen? Waarschijnlijk niet.

Dit stuk verschijnt echter niet alleen in de papieren krant, maar ook online. Dat maakt de situatie wezenlijk anders. Dat is niet omdat online lezers op andere dingen letten dan u, die de papieren krant leest: ook zij kijken naar de kop en besluiten op basis daarvan of ze aan het artikel gaan beginnen.

Maar anders ligt dat voor zoekmachines. Die laten zich niet om de tuin leiden door leuke woordspelletjes en pakkende verleiders. Mijn artikel, hoe goed of slecht ook, wordt in de zoekmachines geïndexeerd op basis van de kop; hoe feitelijker de kop, hoe groter de kans dat het artikel hoog in de zoeklijsten terecht komt en dus vaker wordt aangeklikt.

Het is maar één voorbeeld van de verleidingen waaraan de online journalist zich blootgesteld weet. Een ander voorbeeld? Op de internetredactie van de Volkskrant weten we exact hoe vaak elk artikel wordt gelezen. Onze ervaring, niet erg verrassend, leert ons dat stukken over het koningshuis en over seks het best scoren. Stel dat we de keus hebben tussen twee verhalen, een over de institutionele hervormingen in de Europese Unie, en de ander over de geheime opnames van de gesprekken tussen Margarita en de koningin, dan is de verleiding groot om het verhaal dat het meest de aandacht trekt de prominentste plaats te geven. En dat zal niet het EU-verhaal zijn, hoe relevant wellicht ook.

Of het die plaats ook puur op zijn journalistieke merites verdient, is maar helemaal de vraag. En dat is mijn punt: dit raakt aan de journalistieke integriteit, die online gemakkelijker dan op papier het onderspit delft ten behoeve van commerciële overwegingen. En dat terwijl de krantenuitgevers zich uit commerciële noodzaak steeds meer tot het internet wenden.

Dat de krantenuitgevers het moeilijk hebben, is geen geheim. Het Amerikaanse onderzoeksbureau Outsell publiceerde recent een onderzoek onder de kop ‘De toekomst van het nieuws’. Belangrijkste conclusie luidt dat de krantenuitgevers in de klem zitten tussen internet en televisie.

Op internet zijn grote portaalsites zoals MSN, Google en Yahoo de belangrijkste concurrenten, omdat daar een zeer complete selectie uit het nieuws wordt verzameld en gepresenteerd. Televisie is en blijft veruit het belangrijkste kanaal voor de distributie van nieuws. Volgens Outsell ligt de enige kans voor krantenuitgevers in het zoeken van samenwerking met die grote nieuwskanalen, onder het motto if you can’t beat them, join them.

Het onderzoek mondt uit in nog een paar andere aanbevelingen, allemaal gebaseerd op de waarneming dat print, zeker in de generatie jonger dan veertig, nu echt zijn langste tijd heeft gehad. Print, schrijft Outsell, is een voorbijgaand product: ‘De getallen zijn ondubbelzinnig, jongere mensen wenden zich steeds meer tot het internet voor nieuws en informatie’.

Deelmarkten ontglippen de krantenuitgevers. De kleine rubrieksadvertenties, tien jaar geleden nog het belangrijkste middel voor de meeste mensen om van overtollige zoldertroep af te komen, bestaan bijna niet meer. Heb je nu wat te koop, dan ga je naar Marktplaats of Ebay.

Tien jaar geleden was de Volkskrant beroemd om zijn partner-advertenties. En nu: dating gebeurt online. Voor personeelsadvertenties geldt precies hetzelfde, hoewel het marktaandeel van print daarin wat langzamer terugloopt.

De Volkskrant en PCM hebben op sommige van deze terreinen de boot gemist (rubrieksadvertenties), op andere doen we aardig ons best: personeel, dating. Journalistiek doen we het niet slecht met, na de Telegraaf, de tweede krantensite van Nederland. Toch steekt het dat Nu.nl zoveel groter is, in bezoekersaantallen gemeten. De journalistieke strijd gaat door. Met pakkende koppen, als het aan mij ligt, niet met concessies aan de zoekmachines.

UPDATE: Collega Jasper Houtman schreef eerder deze week ook al over dit fenomeen. Zijn kop staat nu bovenaan de zoeklijst bij Google.

De redding voor de kranten

Deze week bereikte mij het nieuws dat PCM, moederconcern van onder meer deze krant, besloten heeft om voorlopig niet naar de rechter te stappen om Google tot de orde te dwingen. Bestuursvoorzitter Bouwman broedt in het bredere verband van de Nederlandse dagbladuitgevers op een soort ‘laatste waarschuwing’ aan het Amerikaanse internetbedrijf: jullie begeven je op het randje van het toelaatbare, nog een stap verder en je passeert een grens die je wél voor de rechter brengt.

Het gaat om Google News, een dienst die hier al eerder is besproken. Google News struint zo’n vierhonderd Nederlandstalige nieuwssites af, filtert en categoriseert de berichten, en presenteert ze op haar eigen webportaal.

Op die manier heeft de bezoeker van de site in één oogopslag een overzicht van het laatste nieuws, zonder dat hij daarvoor allerlei verschillende sites hoeft op te zoeken.
In veel landen zijn uitgevers tegen deze praktijk in het geweer gekomen. Zij beschouwen de Google-praktijk als een vorm van diefstal: Google pronkt met andermans veren.

Ik ken niet de exacte overwegingen van PCM en uitgeversorganisatie NDP om af te zien van de rechtszaak; ik weet dus niet of er een juridische analyse aan ten grondslag ligt van de kansen op winst bij de rechter, dan wel of er meer strategische en bedrijfseconomische overwegingen een rol hebben gespeeld.

Hoe dan ook lijkt het verstandig dat PCM niet gaat investeren in het achterhoedegevecht dat een rechtszaak ongetwijfeld was geworden. Net als de meeste krantenuitgevers heeft PCM het al moeilijk genoeg in de digitale wereld: het bedrijf maakte deze week bekend dat het vorig jaar een nettoverlies leed van 51 miljoen euro. Dat is weliswaar een iets beter resultaat dan een jaar eerder, maar niet om over naar huis te schrijven.

Krantenuitgevers dienen hun energie te steken in het onderzoeken van nieuwe diensten en producten, niet in de strijd tegen bedrijven die het internet beter begrijpen dan zij.
In de Verenigde Staten is een van de grootste krantenconcerns, Knight Ridder, begonnen aan een grote uitverkoop van zijn titels. Een van de meest gerenommeerde kranten die te koop staat is de San Jose Mercury News, een merk dat bekend staat als kwaliteitskrant.

Het personeel van deze krant probeert geld bij elkaar te krijgen om zelf de exploitatie voor zijn rekening te nemen. Maar vooral interessant is de suggestie die als eerste werd gedaan door Dan Gillmor, een van de wegbereiders van de internetjournalistiek.
Een van de mogelijke financiers van de buy-out door het personeel is Ron Burkle. Deze man is ook topbestuurder bij Yahoo, dat met zijn met Google vergelijkbare nieuwsdienst bijdraagt aan de problemen van Knight Ridder. Waarom, vraagt Gillmor zich af, zou Yahoo niet een bod doen op de San Jose Mercury News.

Op het eerste zicht een bezopen plan: waarom zou een snelle groeier als Yahoo investeren in een ‘fossiel medium’ als een papieren krant? Op het tweede gezicht helemaal niet zo gek. Want de krant zelf maakt nog steeds een aardige winst, en dus zouden de Yahoo-aandeelhouders best over de streep getrokken kunnen worden. Yahoo heeft behoorlijke journalistieke ambities, zo heeft het al eerder laten merken met de ontwikkeling van nieuwe diensten, en kan goed zijn voordeel doen met de journalistieke know-how van de redactie van de Mercury News.

Yahoo’s patronage van de San Jose Mercury News zou vooral om journalistiek-inhoudelijke redenen zeer interessant kunnen zijn. Gillmor omschrijft het als een kans voor Yahoo om ‘de internationale testgrond te worden voor de transitie die zich in de krantenwereld voltrekt’.

Alle kranten hebben immers te maken met dezelfde problemen: weglopende abonnees, teruglopende advertentie-inkomsten, maatschappelijk wantrouwen. Internet en andere nieuwe media nemen traditionele rollen van de kranten over – de uitdaging voor de traditionele titels is om zich snel genoeg opnieuw uit te vinden, zonder daarbij alle traditionele journalistieke waarden overboord te gooien. De serieuze betrokkenheid en ambities van een grote partij als Yahoo kunnen daarbij zeker behulpzaam zijn.

Google’s ongelukkige keuzes

Het Volkskrantblog wordt draaiende gehouden met advertentie-inkomsten. Belangrijkste instrument daarvoor is Google. Het niet te vermijden internetconcern exploiteert een reclameconcept dat niet meer weg te denken is: bedrijven kopen advertentie-‘woorden’, die vervolgens worden gebruikt om advertenties te genereren. Die advertenties worden door Google op relevante websites geplaatst.

Voorbeeld: een autodealer koopt bij Google de term ‘auto’, en geeft aan hoe groot zijn advertentiebudget is. Google plaatst tot aan dat maximum advertenties voor die autodealer op sites waarvan het vermoedt dat ze over auto’s gaan: bijvoorbeeld het weblog van een fanatieke autosport-beoefenaar. Google deelt de advertentie-inkomsten met de eigenaar van dat weblog.

Meestal werkt dat goed, maar soms niet: vooral nieuwssites hebben af en toe last van ongelukkige combinaties. Zo ziet de Volkskrant bij een verhaal over de aardbevingsramp in Pakistan of de tsunami in het Verre Oosten liever geen advertenties over levensverzekeringen of toeristische trips naar dat gebied.

Beter gezegd: de Volkskrant plaatst liever helemaal geen advertenties bij verhalen waarin het menselijk leed groot is. De redactie van de Volkskrantsite heeft dan ook altijd de mogelijkheid om de plaatsing van banners bij een bepaald soort artikelen uit te schakelen.

Op het Volkskrantblog kan de Google-keuze evenzeer leiden tot ongelukkige combinaties. Iemand die een hartverscheurend persoonlijk verhaal schrijft over het overlijden van zijn vader, kan het heel goed stellen zonder een Google-advertentie voor uitvaartverzekeringen. Een blogger berichtte over zijn ervaringen in een arm Afrikaans land; naast zijn artikelen stonden advertenties voor groepsreizen naar hetzelfde land.

De ombudsman van de Spaanse krant El País deed deze week zijn beklag bij Google over een wel bijzonder ongelukkige reclame-uiting. De krant schreef over mensensmokkelaars, die steeds grotere boten inzetten om steeds meer migranten de Oceaan over te zetten en zo hun inkomsten zien groeien.

Google vond het nodig om bij dit artikel advertenties te plaatsen voor hypotheken voor immigranten, Europese bootverhuurbedrijven en speciale diensten voor kano’ers.
Hoe ironisch ook, zo’n akkefietje is niet goed voor de geloofwaardigheid van de krant, om nog maar te zwijgen van de pijn die het kan veroorzaken bij de mensen over wie zo’n artikel gaat.

De Ombudsman van El País vindt dat Google beter is in het zoeken op trefwoorden dan in het trefzeker uitzoeken van de juiste advertenties bij artikelen.

Yahoo biedt een soortgelijke dienst aan als Google, onder de naam Overture. Maar gebruikers van deze dienst hebben dezelfde klacht. Het lijkt erop alsof de software die artikelen en advertenties bij elkaar brengt nog wat kinderziektes vertoont.

Er zit een ander verontrustend element aan de Google-marketingstrategie. Eerder deze maand werd bekend dat Google het voortaan ook mogelijk maakt dat adverteerders een specifieke doelgroep aangeven voor hun advertenties. Als de autodealer in het bovenstaande voorbeeld Lada’s verkoopt, is hij misschien niet geïnteresseerd in een plaatsing van een advertentie op de site van een racefanaat, omdat hij weet dat de bezoekers van die site een Lada niet zullen aanschaffen.

Het is weer een nieuwe manier waarop Google zijn inzichten in surfgedrag en bezoekersvoorkeuren te gelde maakt. De al langer levende vragen omtrent de almacht van Google en de privacybescherming worden zo steeds urgenter.

Het Volkskrantblog kan voorlopig niet zonder de Google-advertentie-inkomsten. We worden daar niet rijk van, en ze zijn zeker nog niet zo hoog dat we zouden kunnen overwegen om een vorm van winstdeling in te voeren met de trouwste bloggers. Feitelijk zijn ze net genoeg om de kosten van hardware en onderhoud te dekken. Zouden we die inkomsten niet hebben, dan zouden we uit bedrijfseconomische overwegingen het weblog al hebben moeten opdoeken. Maar het zou ons een lief ding waard zijn als Google wat zorgvuldiger zou kunnen zijn in de keuze van zijn advertenties.

Wiki Prinsia

Het lijkt bijna een anachronisme in deze tijd: een encyclopedie van papier. Uitgever Spectrum overweegt een nieuwe versie van zijn befaamde Winkler Prins reeks op papier uit te brengen. Dat kan een moedig experiment genoemd worden; wat minder welwillenden zouden het, in ieder geval in commercieel opzicht, als gekkenwerk betitelen.

Waarom zou iemand immers een klein kapitaal willen neertellen voor informatie die op het moment van verschijnen al verouderd is, die op talloze plekken op internet gratis terug te vinden is, en die, als Spectrum de traditie in stand houdt, zijn definitieve vorm vindt in zo’n twee meter strekkende boekenplank?
De grootste concurrentie komt vanzelfsprekend van internet. Winkler Prins’ Britse tegenhanger, de Brittanica, probeerde in de jaren negentig online succes te boeken door zijn product op internet te plaatsen. Het werd een groot debacle: bijna niemand bleek bereid te betalen om de lemma’s te mogen inzien van ’s werelds meest bekende encyclopedie.

Het falen van dit initiatief is gemakkelijk verklaarbaar. Van oudsher is de heersende cultuur op internet dat informatie gratis en overal beschikbaar is. Bovendien bestaat er geen ‘monopolie op informatie’: feitelijk is de heersende moraal dat niemand de wijsheid in pacht heeft, en dat de ultieme waarheid alleen gevonden kan worden door een collectieve inspanning.

Deze gedachte ligt ten grondslag aan veel zogeheten open source-projecten. Daarbij werken talloze software-ontwikkelaars, overal op de wereld, gezamenlijk aan een nieuw project, dat vervolgens gratis aan het publiek ter beschikking wordt gesteld. Zo zijn voor elk commercieel programma (van Microsoft Windows en Office tot Photoshop) gratis open source alternatieven beschikbaar.

Ook informatie is in de vorm van een open source project gegoten, onder de naam Wikipedia. De Engelstalige versie telt inmiddels meer dan 1 miljoen artikelen, de Nederlandse vertaling zo’n 150 duizend. Lange tijd leek Wikipedia het definitieve einde van de traditionele encyclopedie-uitgevers. Het concept is revolutionair: elke bezoeker kan elk artikel wijzigen. Het moedwillig introduceren van fouten loon nauwelijks: het aantal experts onder de miljoenen bezoekers is zo hoog, dat fouten in een mum van tijd worden verwijderd. Het is als met graffiti: als de muur meteen wordt schoongemaakt, is er voor de tagger geen lol meer aan.

Het wetenschappelijke tijdschrift Nature vergeleek in december de kwaliteit van Wikipedia met die van Brittanica. Het voor velen opmerkelijke resultaat van dat onderzoek was dat de kwaliteit heel goed vergelijkbaar is: het aantal fouten verschilt niet wezenlijk.

Maar Wikipedia ligt onder vuur. Het toenemende succes trekt ook steeds meer vandalen. Sommige fouten hebben veel publiciteit gekregen. De biografieën van bekende wereldburgers worden veranderd. Reporters van de New York Times hebben inmiddels een verbod opgelegd gekregen van hun hoofdredacteur om Wikipedia als bron te gebruiken.

De volstrekte vrijheid van informatiestromen op internet staat haaks op de pretentie van de gevestigde media dat zij de waarheid en de enige waarheid vertellen. Spectrum vindt dat informatie-overdracht op basis van wetenschappelijke criteria moet gebeuren. ‘Dat lijkt paternalistisch, maar is dat niet juist de kern van kennisoverdracht?’

De les die van de Brittannica-ervaring geleerd kan worden, is dat een traditionele uitgever, hoe gerespecteerd ook, niet kan teren op zijn roem om op internet succes te boeken. De les die Wikipedia nu begint te leren, is dat ongebreidelde vrijheid voor iedereen geen kwaliteitsgarantie is.

Volgens mij is de uitdaging voor Spectrum of elke andere pretendent voor de publicatie van een nieuwe encyclopedie om die twee lessen te binden en een mengvorm te vinden tussen het paternalisme van Anthony Winkler Prins en de democratie van internet. Het product dat daaruit voortvloeit, zou heel goed kunnen helpen bij het bepalen van al die canons (‘wat moeten we onze kinderen minimaal onderwijzen’) waarnaar neerlandici, historici, natuurkundigen en wiskundigen naarstig naar op zoek zijn.

Speeltuin voor machtigen

Wie denkt dat internet een democratisch medium is, moet zijn argumenten nog maar eens goed bekijken. Internet is een speeltuin voor machtigen tegenover machtelozen, waar de haves steeds meer krijgen en de have-nots steeds minder. Dat komt goed tot uiting in de wereld van de weblogs.

Technorati, een zoekmachine voor weblogs, rekende kort geleden uit dat gemiddeld elke seconde iemand op de wereld een nieuw weblog start. Technorati scant inmiddels meer dan 27 miljoen weblogs op nieuwe berichten; elke vijf maanden verdubbelt dat getal. Weblogs worden, blijkt uit het overzicht, over het algemeen ook redelijk goed onderhouden. Op ongeveer de helft van 27 miljoen blogs worden regelmatig nieuwe berichten geplaatst.

De drempel om je eigen weblog te beginnen is laag; in die zin is het internet inderdaad het meest democratische medium dat er bestaat. Maar in een recent nummer van New York Magazine staat een interessante analyse over het mechanisme dat kan helpen om je weblog populair te maken. Want hoe val je op tussen die 27 miljoen concurrenten? En sterker nog, hoe slagen sommige bloggers erin om van hun hobby te leven, zelfs rijk te worden?

Volgens New York Magazine bestaan er A-, B- en C-bloggers. De A-lijst is de elite van een paar gelukkige en zeer goed bezochte weblogs, laten we zeggen de top-100 van de Technorati-lijst. De B-bloggers zijn veel talrijker maar ook veel minder gelukkig en rijk. Het zijn er een paar duizend, wereldwijd. De overgrote meerderheid op de C-lijst blogt voor zichzelf zonder enige hoop, en misschien ook zonder enige verwachting, op rijkdom of roem.

Deze onderverdeling kent een equivalent in de economische verdeling van de rijkdom en de politieke verdeling van macht en invloed. Clay Shirky, een wetenschapper aan de universiteit van New York, is een specialist in sociale netwerken. En volgens hem is de equivalentie tussen internet, economie en politieke netwerken niet vreemd, maar juist een gevolg van een elementair aspect van de menselijke natuur.

Wij houden namelijk niet van kiezen; wij hebben liever dat een ander dat voor ons doet. Wij selecteren dat wat we kennen. En als we moeten kiezen tussen onbekenden, dan kiezen we niet per se op basis van kwaliteit, maar kijken we naar wat anderen voor ons hebben gekozen. Het is het mechanisme dat ertoe leidt dat populaire filmsterren steeds populairder, en rijke mensen steeds rijker worden. Shirky: ‘Het is sociale fysica. Het is als de zwaartekracht, een natuurkracht.’

Ook bij de Volkskrantblogs, het weblogsysteem van deze krant, is het gemakkelijker om populair te zijn dan het te worden. Een van de meest gewaardeerde blogs wordt bijgehouden door iemand die publiceert onder de naam ‘App’. Dagelijks maakt hij, onafhankelijk van de redactie, een eigen selectie van beste nieuwe berichten, en elke week kiest hij zijn eigen talent uit die hij extra wil belichten. App krijgt grote waardering van zijn medebloggers voor deze dienst.

De grote vraag natuurlijk is hoe je op die A-lijst terechtkomt. Het antwoord is bedrieglijk eenvoudig: zorg ervoor dat je onmisbaar wordt. Zorg dat er over je gepraat wordt. En zorg dat mensen je kunnen vinden. Hoe meer links er naar jouw site worden gelegd van andere plekken op het internet, hoe populairder je bent. En als je populair bent, zullen er steeds meer links worden gelegd.

Een lange adem is ook belangrijk. Je kunt jaren lang bloggen en niet meer dan tweehonderd bezoekers per dag ontvangen. Maar als je eenmaal wordt ontdekt door de grote jongens, kan je bezoekersaantal in een week honderd keer hoger worden. En sta je eenmaal op de A-lijst, dan moet je bijna bewust sabotage plegen (of je discipline laten verslappen) om er weer af te geraken.

Begrip zoeken en onrecht aanklagen

De cultuurclash (als het dat is) tussen de islam en het westerse gedachtengoed blijft de gemoederen op het Volkskrantblog bezighouden. Een blogger die zich Motek noemt, publiceert een serie foto’s van een acht-jarig jongetje in Iran. Hij werd gestraft omdat hij op de markt een brood zou hebben gestolen. De foto’s, waarvan de echtheid niet vastgesteld kan worden, tonen hoe het jongetje gedwongen wordt zijn arm onder het wiel van een auto te leggen en hoe de auto er vervolgens overheen rijdt.

Motek, die niet aan de authenticiteit van de foto’s lijkt te twijfelen, schrijft eronder: ‘Terwijl de aanhangers van de Islam al schreeuwend door de straten trekken voor enkele spotprenten, wordt een kind van 8 jaar, betrapt op een markt in Iran voor het stelen van brood, publiekelijk gestraft volgens de wetten van de Islam. Zijn arm zal onder een voertuig worden verbrijzeld om er voor altijd de gevolgen van te dragen en herinnerd te worden aan zijn laffe daden.’

Blogger ‘N=1’ werd vorige week al hier geciteerd in verband met de spotprentenkwestie. Hij riep toen op om ook eens op zoek te gaan naar de gematigde geluiden in de moslimwereld, en leverde er een flink aantal links bij naar engelstalige weblogs van moslims die heel wat genuanceerder denken over de vrijheid van meningsuiting en de aanvallen op de religie. Hij voegde later de daad bij het woord: N=1 startte een zogeheten groepsblog, waaraan inmiddels een achttal mensen uit de Arabische wereld, Europa en Canada meedoen. Het weblog heet ‘Bridging the gap in blogspace’: overbrug de kloof in de blogruimte. Het aantal steunbetuigingen uit deze landen, maar ook de VS, Israël en Frankrijk, is inmiddels al vele malen groter.

Bridging the Gap is ontstaan vanuit een behoefte om uit de eerste hand te vernemen hoe de ‘andere kant’ er werkelijk over denkt. ‘Het internet heeft een ongelooflijke kracht om echte informatie door te geven. Want is er een betere manier om uit te vinden hoe en wat mensen werkelijk denken door ze een virtueel bezoek te brengen?’ Een belangrijke motivatie lijkt te zijn om aan te tonen dat niet elke Nederlander een bekrompen, moslimhatende provinciaal is, en niet elke Syriër een vlagverbrandende, bommenwerpende en vrouwenhatende moslimfanaat. En de schrijvers hebben een soort geloofsbelijdenis opgesteld: Zij (christenen, moslims, atheïsten) ‘verplichten zich om deel te nemen in open en respectvolle conversatie, zodat je alle vragen kunt stellen waarvan je dacht dat je ze nooit zou kunnen stellen aan een Europeaan, een Arabier, een Amerikaan, een Israëli, een Fransman, of aan iemand van welke nationaliteit dan ook, die jou het meest vreemd is.

Blogger ‘Voordaan‘, een van de deelnemers aan Bridging the gap, vraagt zich af wat wij eigenlijk willen zien: ‘alleen maar woedende imams die haat verspreiden? Willen we alleen maar Deense vlaggen zien die de fik in gaan? Willen we alleen maar Geert Wilders zien en andere angry young men die niets anders lijken te willen dan aantonen dat moslims onze vijanden zijn? Vinden we het alleen maar jammer dat net nu de beelden van de Britse soldaten boven water komen, waarop Iraki’s mishandeld worden? Roepen we morgen dat dit propaganda is en niet waar?’

En zij constateert hoe vreemd het is dat wij eisen dat de gematigde moslims zich distantiëren van de acties van hun fanatieke geloofsgenoten, ja, daar zelfs hun excuses voor dienen aan te bieden, terwijl het in geen Nederlander op is gekomen zich te verontschuldigen voor misdaden door hun landgenoten begaan, noch een Amerikaan of een Brit erover denkt zijn excuus aan te bieden voor oorlogsmisdaden in Irak of Afghanistan.

Vraag die bij mij achterblijft na dit alles: zou de kloof tussen de begrip-zoekende N=1 en de onrecht-aanklagende Motek ooit overbrugd worden?

UPDATE: Deze column is ingeleverd voor publicatie in de krant voordat Motek met een nieuwe visie op de gewraakte foto’s kwam.

Vrij of hypocriet

Er gaapt een kloof tussen de continentaal-Europese (Duitse, Franse, Nederlandse, Deense niet te vergeten) en Angelsaksische (Britse en Amerikaanse) pers. De eerste groep ging zonder veel scrupules over tot publicatie van de spotprenten die de profeet Mohammed, en dus, volgens veel islamieten, de hele Islam belachelijk maakten; de tweede groep onthield zich angstvallig van publicatie; en sommige online edities van Britse en Amerikaanse kranten weigerden zelfs een linkje te leggen naar een van de talloze plekken op internet waar de cartoons wel te zien zijn.

Het weigeren om te linken gaat vrij ver – het internet hangt immers aan elkaar van onderlinge verwijzingen. Al was het alleen maar bij wijze van service, ik zou zeggen dat je het aan je bezoekers verplicht bent om een plek aan te geven waar ze kunnen zien waar alle commotie nou eigenlijk om draait. Desnoods plaats je er een waarschuwing bij dat de inhoud wellicht aanstootgevend kan zijn.

Maar de klakkeloze publicatie van de plaatjes, online en offline, door de meeste Europese titels (inclusief de Volkskrant) roept ook vragen op. De meest urgente van die vragen is wat mij betreft of we ook zo gemakkelijk tot publicatie waren overgegaan als de prenten in plaats van stereotypen over de Islam en zijn profeet de traditionele negatieve beelden van orthodoxe joden en/of christenen zouden bevatten. Ik weet zeker dat er bij de meeste kranten dan dubbel zo lang zou zijn nagedacht over de vraag welk doel de publicatie zou dienen.

De rechtvaardiging die nu het meest wordt gegeven is dat de afbeeldingen opnieuw nieuws werden nadat ze in de moslimwereld tot brandstichting van westerse ambassades, molest van westerse bezoekers en zelfs tot doden hadden geleid. Dat is een sterk argument: als je je publiek volledig wil informeren, hoort daarbij dat dat publiek kennis kan nemen van waarom het gaat. Maar dan nog kun je je de vraag stellen of dat alleen mogelijk is door herpublicatie van de cartoons, of dat er wellicht ook andere manieren zijn. National Public Radio, de publieke radio-omroep in de Verenigde Staten, is één van de uitgeversorganisaties die besloot om zelfs geen link te plaatsen.

Bill Marimow, een adjunct-hoofdredacteur bij NPR, rechtvaardigt dat als volgt: ‘Uiteindelijk komt het erop neer dat deze afbeeldingen zo beledigend zijn voor miljoenen moslims dat ik er de voorkeur aan geef ze in woorden te omschrijven in plaats van ze op het internet te laten zien. Ik geloof dat ons publiek door onze verslaggeving in tekst alleen een heel gedetailleerd beeld kan vormen van wat er precies wordt afgebeeld. Door deze prenten niet te publiceren, laten we zien dat we respect opbrengen voor diep gevoelde religieuze overtuigingen.’

NPR is geen marginaal medium, maar een toonaangevende en zeer gerespecteerde omroeporganisatie met een vaak bekroonde nieuwssite. Marimows redenering kan niet worden weggezet als overgevoelige politieke correctheid. Ook op het Volkskrantblog wordt de discussie over de publicaties grondig gevoerd. Verreweg het grootste deel van de bloggers daar is van mening dat de vrijheid van meningsuiting in het geding is, en dat het niet publiceren een teken zou zijn van angst, van capitulatie voor de dreigende moslim-horden in het Midden-Oosten, maar ook in het binnenland.

Maar ook op het Volkskrantblog zijn uitzonderingen te vinden. Een blogger die publiceert onder de naam ‘N=1’ geeft links naar een flink aantal Engelstalige weblogs uit de Arabische wereld. ‘Wanneer je alleen zit te wachten op een excuus om de Islam weer een achterlijke godsdienst te noemen, hoef je deze blogs niet te lezen. Maar als je nieuwsgierig bent naar wat de moslims denken die geen ambassades in de fik steken, moet je ze vooral wél lezen’, schrijft hij.

En hij vermoedt ook wel enige hypocrisie bij sommige media en politici: ‘Geert Wilders na weken weer eens vol in het nieuws, want hij heeft al 40 (v-e-e-r-t-i-g) doodsbedreigingen! Persbericht! Peilingcijfers! Kassa!’

Dom achterhoedegevecht

Het is misschien een beetje oneerbiedig om dit van je broodheer te zeggen, maar soms heb ik grote twijfels over de verstandelijke vermogens van de dagbladuitgevers in Nederland en België. Kennelijk hebben zij weinig geleerd van het debacle dat PCM, moederbedrijf van onder meer deze krant, een paar jaar geleden bij de rechter trof. PCM was het er namelijk niet mee eens dat kranten.com, een ondernemend internetbedrijf uit Rotterdam, de nieuwskoppen van zijn sites plukte en die op zijn eigen site plaatste. Kranten.com won dat juridisch gevecht, de rechter vindt namelijk dat linken op internet nooit verboden kan zijn en dat er geen sprake was van schending van het copyright. Kennelijk zo gedesillusioneerd door deze afgang wilde PCM even later de handdoek helemaal in de ring gooien en totaal van het internet afzien.

Nu overwegen verschillende uitgevers opnieuw naar de rechter te stappen, ditmaal met Google als gedaagde partij. Vorige week schreef ik er al over: Google News is live gegaan. Deze site bevat een compilatie van het laatste nieuws, dat slimme robots van vierhonderd verschillende sites in Nederland en België plukken. Wellicht worden deze uitgevers verblind door de gedachte dat het AFP, het Franse persbureau, vorig jaar is gelukt om Google aan te pakken. Na een eis tot schadevergoeding verwijderde Google in Frankrijk het persbureau als bron. Overigens loopt deze zaak nog steeds voor de Amerikaanse rechter en is het mogelijk dat AFP alsnog moet inbinden.

Dinsdag leidde de WAN, de wereldorganisatie van krantenuitgevers, een spoedvergadering van vakgenoten in Parijs. Daarbij waren ook boekenuitgevers aanwezig: die kampen met een gelijksoortig probleem, aangezien Google zich ook ten doel heeft gesteld om de inhoud van boeken doorzoekbaar te maken op internet. Doel van die Parijse bijeenkomst was een ‘taakgroep’ op te richten die zou moeten onderzoeken of Google, maar ook andere zoekmachines zoals Yahoo, in hun recht staan bij het doorzoeken van de nieuwssites.

Dit is om ten minste vijf redenen een dom achterhoedegevecht.

Op de eerste plaats is er, in ieder geval in Nederland met kranten.com, een juridisch precedent dat niet gemakkelijk omver gehaald zal worden. Op de tweede plaats lijken de uitgevers voorbij te gaan aan het feit dat Google waarschijnlijk juist meer bezoek zal genereren naar hun nieuwssites. Op de derde plaats is het technisch erg eenvoudig om Google het indexeren van je site te belemmeren. En op de vierde plaats is de zogeheten ‘zoekmachine-optimalisatie’ inmiddels een miljardenindustrie geworden op internet: wie in Nederland googlet op het woord ‘nieuws’, klikt in de regel op de eerste gevonden link. Bedrijven blijken veel geld over te hebben om op die eerste plaats terecht te komen. Op de vijfde plaats staan de dagbladuitgevers al bekend als een conservatief, om niet te zeggen reactionair gezelschap. Zo’n rechtszaak, als die ervan komt, zal het imago van een internet-vijandig, alle vernieuwing vermijdende industrie alleen nog maar versterken.

Dat is des te relevanter nu advertentie-uitgaven op internet exponentieel groeien, terwijl ze op papier stagneren. Grote adverteerders zoals Unilever hebben aangekondigd hun online-advertentiebudget te verveelvoudigen. Veel kranten hebben inmiddels al een groter bereik op internet dan met het traditionele papier. Dat heeft sommige hoofdredacties ertoe gebracht (van onder meer Libération en de New York Times) ertoe gebracht te verklaren dat hun online-activiteiten voortaan tot de kern van hun werkzaamheden behoren. Deze activiteiten hangen er niet meer bij, maar staan centraal.

Dit alles betekent niet dat Google zijn gang maar moet kunnen gaan. Publicatie van foto’s bijvoorbeeld zou heel goed wél een inbreuk op het copyright kunnen zijn. Maar in plaats van Google in de rechtszaal te bestrijden, zouden de uitgevers er beter aan doen samenwerking te zoeken, wellicht zelfs iets te leren van het bedrijf dat een van de meest winstgevende is in de nieuwe media.

Google slaat opnieuw pijler weg

En opnieuw wordt een pijler onder de traditionele media, kranten en televisie, weggeslagen. Gisteren ging Google in Nederland officieel van start met een nieuwe dienst, te bereiken via news.google.nl. Op deze site vindt u een verzameling van het laatste nieuws, door robots opgesnord uit, volgens Google, 400 Nederlandstalige nieuwsbronnen. Het is een kopie van gelijksoortige initiatieven die het Amerikaanse internetbedrijf, vooral bekend om zijn zoekmachine, al eerder in andere landen ontplooide.

Google zelf waarschuwt zijn relaties dat het ‘effect hiervan kan zijn, dat u door Google meer bezoekers op uw website krijgt’. Want foto’s worden in klein formaat weergegeven, en van de belangrijkste nieuwsberichten krijgt de bezoeker slechts de kop en de eerste paar regels te zien. Wie het volledige bericht wil lezen of de foto op groot formaat wil bekijken, moet klikken en wordt zo doorgeleid naar de bron van het verhaal: bijvoorbeeld de site van de Volkskrant.

De nieuwe dienst lijkt op het eerste gezicht op die van een andere partij, Kranten.com, waartegen PCM, het moederbedrijf van onder meer deze krant, een paar jaar geleden in de rechtszaal in het geweer kwam. Kranten.com haalde ook de headlines op en verzamelde die op zijn site. PCM vond dat Kranten.com daarmee het auteursrecht schond en eiste dat het bedrijf deze werkwijze staakte. De rechter maakte korte metten met de eis van PCM. Het linken naar artikelen is immers vrij, was de belangrijkste overweging van de rechter – en dat die gedachtengang inmiddels gemeengoed is, bewijst het succes van een andere internettechniek, de RSS-feeds. Daarmee krijgt u het laatste nieuws, eveneens in de vorm van koppen, aangeboden op uw desktop. Een enkele klik volstaat dan om meteen het complete bericht te lezen. RSS-feeds worden door inmiddels bijna alle grote sites aangeboden.

Het grote verschil tussen Kranten.com en Google is dat de laatste zijn site continu update met het laatste nieuws. Feitelijk maakt Google daarmee de concurrentiestrijd tussen de nieuwssites in Nederland heel inzichtelijk: het is gemakkelijk snel een vergelijking te maken tussen bijvoorbeeld Volkskrant en NRC. Opvallend is wel dat de meest succesvolle nieuwssite in Nederland, nu.nl, niet aanwezig lijkt in de Google-selectie; dat concludeer ik uit het belangrijkste bericht van gisterochtend, de verkiezingsoverwinning van Hamas in de Palestijnse gebieden. Google putte daarvoor uit 122 Nederlandse nieuwsbronnen, en daarbij zat niet nu.nl.

Toch lijkt de Google-robot, die het nieuws verzamelt, nog niet helemaal lekker te werken. Soms verschijnen oude berichten als nieuw op de site. Het Volkskrantbericht bijvoorbeeld dat van de paus seks binnen het huwelijk ook best lekker mag zijn, werd rond elf uur gepresenteerd als een nieuwtje van een uur oud, terwijl het toen al bijna tien uur lang op onze site stond.

Ervan uitgaande dat Google erin slaagt om ook de laatste foutjes uit de software te strijken, wordt met de komst van deze dienst het kiezen voor de nieuwsconsument nog gemakkelijker. Elke nieuwsjunk kan deze pagina instellen als zijn startblok voor een surfsessie, omdat hij daarmee een overzicht heeft van alle berichten uit zijn taalgebied.

Actueel nieuws wordt dus nog goedkoper en gemakkelijker te vinden. Voor de krantensites betekent dit dat ze er nog minder dan vroeger aan kunnen ontkomen om altijd zo snel mogelijk het laatste nieuws te brengen. Dat is een noodzakelijke voorwaarde om te overleven, maar geen voldoende; juist omdat op zoveel plekken dat nieuws al te vinden is. Willen de traditionele media op internet echt overleven, dan zullen ze hun heil ook moeten zoeken in verdere verdieping en verrijking van de berichtgeving. Dat kunnen Google en nu.nl namelijk niet.

Het samenstellen van dossiers, het op gang brengen van discussies middels weblogs, het verrijken van informatie met behulp van tekst, foto’s, animaties, video’s: dat zijn aspecten van internetjournalistiek waarmee de meeste kranten inmiddels in hoog tempo ervaring opdoen. Wie dat het beste kan, zal uiteindelijk de slag op internet winnen.