VKBlog stopt ermee

De mail van Philippe Remarque

De mail van Philippe Remarque waarin hij de opheffing van het vkblog aankondigt

Philippe Remarque, hoofdredacteur van de Volkskrant, heeft de stekker uit het Volkskrantblog getrokken. Jammer, maar begrijpelijk, en ook nauwelijks onverwacht. Het zat eraan te komen. Philippe schrijft: “De reden hiervoor is dat wij het blog helaas niet meer de aandacht en technische ondersteuning kunnen bieden, die het vereist.”

Ik vind dat de bloggers recht hebben op meer uitleg dan de Volkskrant hier geeft. Want aandacht en technische ondersteuning zijn keuzes – en kennelijk kiest de Volkskrant voor een andere koers. Daarom rijst de vraag: wat is er veranderd? Waarom wilde de VK vroeger wel die aandacht en technische ondersteuning geven, en nu niet meer? Ik heb wel zo mijn vermoedens, maar het zou netjes zijn als Remarque iets meer zou uitweiden over de keus om te stoppen met VKBlog.

Ik was in 2005, samen met mijn collega’s van de toenmalige internetredactie aan wie ik leiding mocht geven, initiatiefnemer van het VKBlog. We hadden prachtige intenties en bedoelingen: burgerjournalistiek faciliteren, de interactie tussen redactie en lezers verbeteren, nieuw journalistiek talent opsporen, wellicht zelfs primeurs uit het VKBlog genereren en in de krant kunnen zetten. Het oorspronkelijke stuk waarin we onze plannen uiteenzetten, staat helaas niet meer online, maar hier vind je mijn eerste bericht dat wellicht ook nog een beetje duidelijkheid verschaft.

Al heel snel werd duidelijk dat die idealen veel te hoog gegrepen waren. Zeker, er kwamen prachtige dingen langs op het VKBlog, maar zelfs het mooiste voldeed zelden of nooit aan de journalistieke criteria die we bij de Volkskrant plachten – en plegen, naar ik aanneem – te hanteren. Omdat er naast het vele moois ook, onvermijdelijk, de nodige bagger op het blog belandde, werd de verhouding tussen veel collega-redacteuren en VK-bloggers al snel wat moeizaam. Bijna van begin af aan moesten wij van de internetredactie, en later van de Online Uitgeverij, opboksen tegen wantrouwen en onwil om mee te denken over dit experiment – het is alleen dankzij de jarenlange steun geweest van de hoofdredactie dat we überhaupt nog tijd konden vrijmaken om het VKBlog te onderhouden en te modereren. Al werd dat steeds minder, en moesten we steeds vaker in onze vrije tijd eraan doorwerken.

Ik wist sinds een maand of wat van het voornemen om te stoppen. Sindsdien heb ik nagedacht of ik nog een rol zou kunnen vervullen. Dat vind ik een lastige afweging, waar ik nog niet helemaal uit ben. Ik voel loyaliteit naar de bloggers toe, maar aan de andere kant: ik ben echt weg bij de krant en druk bezig met het opbouwen van een nieuw bestaan als kleine zelfstandige. Mij nu weer intensief gaan bezighouden met het blog, voelt als een teruggang in de tijd, en daarvan ben ik niet zo’n liefhebber. Maar goed, ik ben er duidelijk nog niet helemaal uit….

Ik heb eigenlijk twee grote zorgen:

  • Hoe gaat de Volkskrant het gat vullen dat het opheffen van het VKBlog achterlaat? Hoewel het ideaal van de burgerjournalistiek al lang geleden verloren is gegaan, blijft voor mij wel als een paal boven water staan dat de moderne journalistiek niet zonder user generated content kan. Journalistiek kan het zich niet permitteren nog langer eenrichtingsverkeer te zijn. Lezers, luisteraars en kijkers zijn lang niet alleen meer lezers, luisteraars en kijkers; ze maken en publiceren zelf ook content. VK moet zich daarbij blijven aansluiten.
  • De Volkskrant dient ook een faciliteit te bieden voor het fatsoenlijk archiveren dan wel overzetten van het kwart miljoen berichten dat in de afgelopen vijf jaar is geplaatst. Mét reacties, afbeeldingen en de hele rimram erbij. Een nette afsluiting is de krant verplicht aan zijn stand en aan de bloggers. Remarque geeft in zijn mail aan dat hij ‘mogelijkheden onderzoekt om blogs te kunnen bewaren’. Laten we hopen dat dat onderzoek tot een positief resultaat leidt.

Dit is niet het moment om een uitgebreide analyse te maken van de teloorgang van het VKBlog, of een complete geschiedenis te schrijven. Dat komt misschien later nog wel. Maar deze initiële gedachten moest ik even kwijt.

Ik vind dat we Apple moeten boycotten

Vandaag nieuwe column getikt op de site van de Volkskrant. Ik vind dat we Apple moeten boycotten. Werkelijk onbegrijpelijk, met hoeveel dat bedrijf eigenlijk wegkomt. Raar ook dat mensen die vaak anders voorop te vinden zijn in de beweging van open source en vrijheid op het internet, zo veel door de vingers zien als het om Apple gaat.

Steve Jobs slaat werkelijk alles wat Bill Gates van Microsoft ooit heeft uitgespookt om de marktpositie van Microsoft veilig te stellen. Maar ja, Gates is niet cool. Jobs blijkbaar wel.

Zó verkoop je jezelf (en je muziek) online

Wat worden er toch een prachtige dingen gemaakt op het internet. Vandaag kwam ik twee sites tegen die ik u niet wil onthouden:

Arcade Fire helpt je je jeugdherinneringen op te halen. Op The Wilderness Downtown word je geacht om het adres in te geven waar je je jeugd hebt doorgebracht. De band brouwt daar dan een videoclip omheen (in HTML5! – kijk pap, zonder Flash!) waarin jouw eigen jeugd centraal staat – nou ja, met een beetje goede wil dan. Streetviewbeelden van de straten en pleinen waar je speelde worden in de clip verweven. Niet alleen een prachtig concept, maar technisch ook fantastisch uitgevoerd.

De Japanse band Sour heeft iets soortgelijks gedaan, alleen moet je daar iets meer van jezelf prijsgeven dan alleen een adres. De band vraagt om toegang tot je Twitter en Facebook-accounts, en om je webcam aan te zetten als je die hebt. Vervolgens wordt met alle gegevens die je binnen die sociale netwerken achterlaat, een clip gebouwd waarin je zelf de hoofdrol speelt. Technisch slechts iets minder geavanceerd, maar zeker zo mooi.

Ik kan het niet laten: dit zijn toch veel betere manieren om het publiek aan je te binden een nieuwe schare volgers en fans te krijgen, dan ze schrik aan te jagen met copyrights en rechtszaken – waren alle artiesten maar zo creatief en vindingrijk.

Waar komt innovatie vandaan?

Ben met de laatste bladzijden bezig in Steven Johnson’s ‘Where good ideas come from’. Ik ben een fan van dit soort boeken; Clay Shirky (waar ik kort geleden al over schreef), Kevin Kelly, Charles Leadbeater, Chris Anderson – het zijn allemaal auteurs die publiceren over de manieren waarop nieuwe technologie in het algemeen en het internet in het bijzonder onze maatschappij beïnvloeden. Ik heb laatst een keer geblogd over het stapeltje boeken op mijn leeslijstje, en ik word geïnspireerd door de ideeën die ik erin tegenkom.

Johnson onderzoekt hoe innovatie tot stand komt, en in nog geen 250 pagina’s neemt hij de lezer mee van de oudheid tot nu, van de allerkleinste schaal (het afvuren van neuronen in ons brein) tot de schaal van steden, landen en continenten. Mocht je uit voorgaande zin de indruk krijgen dat het dus wel een oppervlakkig werkje zal zijn – dan moet ik je tegenspreken. Natuurlijk zal een neuroloog, een evolutionair bioloog of een stedelijk antropoloog weinig nieuws vinden in zijn vakgebied. Maar de kracht zit hem vooral de verbindingen die Johnson legt tussen deze verschillende disciplines.

Centraal in Johnsons these is de notie van ‘the adjacent possible’, het nabij gelegen mogelijke. Innovaties komen zelden tot stand, zegt-ie, met het soort van eureka-gevoel dat vaak geassocieerd wordt met grote uitvindingen. De analogie is die van het gebouw dat ontdekt moet worden; het openen van een deur leidt naar de volgende ruimte, maar niet naar een kamer op een andere verdieping of in een andere vleugel. Dat betekent dat de tijd rijp moet zijn voor een werkelijke vernieuwing; Charles Babbage vond ergens halverwege de 18e eeuw al het principe van de computer uit, maar hij was zijn tijd (te) ver vooruit.  Pas een eeuw later konden zijn ideeën uitgevoerd worden; er waren voldoende ’tussenliggende kamers’ ontdekt.

Johnson definieert een aantal omstandigheden waaronder de innovatieve capaciteit van elke organisatie vergroot kan worden.

  • er moet een ‘liquide netwerk’ zijn. In een gas bewegen moleculen volledig vrij, heerst de chaos van de willekeur, en vervliegen goede ideeën zo snel als ze ontstaan. In een vaste stof liggen de moleculen vast, maar is er geen ruimte voor het betreden van nieuwe paden. Pas in een vloeistof heb je de juiste balans tussen organisatie enerzijds en vrijheid anderzijds; er is voldoende interactie tussen de actoren (moleculen of mensen) om uitwisseling van ideeën te stimuleren, maar anderzijds niet zoveel dat het systeem aan overvloed ten onder gaat.
  • de ‘slow hunch’ moet gevoed worden. Een goed idee heeft vaak tijd, soms tientallen jaren, nodig om te rijpen. Dat rijpingsproces moet geholpen worden, door actief te blijven in je netwerk en door te zorgen dat je regelmatig met nieuwe ideeën in contact komt
  • help het toeval een handje. Serendipiteit, de kunst van de ontdekking van het ongezochte (je vindt wat je niet zoekt) is niet dood met de komst van het internet, integendeel; het aantal en de diversiteit van de informatiebronnen tot onze beschikking is met internet exponentieel toegenomen. Vaak kun je een slow hunch concreter maken door een toevallige ontdekking op een heel ander terrein
  • wees niet bang om fouten te maken. Innovatie is veel vaker een gevolg van mislukte pogingen dan uitgestippelde projectplannen. Maak ruimte voor fouten, en reken er anderen (en jezelf) niet meteen op af
  • exaptatie. Een term van evolutiebioloog Stephen Jay Gould, die ermee bedoelde dat veel organen en ledematen oorspronkelijk voor iets anders zijn ontwikkeld dan waarvoor ze uiteindelijk worden gebruikt. Voorbeeld: het verenpak van vogels beschermde ze in eerste instantie vooral tegen de kou. Het was een uitstekend isolatiepakket. Pas later bleek de isolatiewaarde van een laag veren impliceerde dat ze ook uitstekend geschikt waren om een gewicht door de lucht te laten zweven. Wees niet bang om bestaande producten te veranderen om ze geschikt te maken voor nieuwe toepassingen
  • platforms. Je hebt een geschikte, stimulerende omgeving nodig om tot innovatie te komen. Een organisatie die wil innoveren, moet ruimte creëren waar innovatie tot stand kan komen.

Johnsons boek zou eigenlijk gelezen moeten worden door elke CEO en manager die denkt dat je innovatie op afroep kunt bestellen, zegt Cory Doctorow. Klopt.

Ik moet nu beginnen aan het laatste hoofdstuk. De zin die ik zojuist heb gelezen, luidt: ‘you think you’re fighting the Cold War, and it turns out you’re actually helping people figure out where to have lunch’. Dit gaat over de uitvinding van GPS; maar is dit geen fantastische, zelfs opwekkende gedachte, die je weer vertrouwen kan geven in de toekomst van de mensheid?

Nieuwe site

Ik ben druk bezig om de site te vernieuwen. Beetje van mijn geloof afgevallen ook: in deze versie maak ik voor het eerst gebruik van een niet door mijzelf gebouwd CMS. WordPress is het geworden. Tot nog toe ben ik er absoluut niet ontevreden over – maar, nog lang niet klaar.

Er komt een aparte homepage, zodat het blog niet meer zo prominent in beeld is; ik hoop op die manier wat meer mogelijkheden te hebben om potentiële klanten in één oogopslag duidelijk te maken welke diensten ik aanbied. Het was even zoeken hoe dat eigenlijk werkt – ik heb een apart template nodig voor de homepage, waarin bijvoorbeeld de sidebar wordt uitgeschakeld, maar uiteindelijk vond ik hier de oplossing.

Om de nieuwe pagina ook daadwerkelijk tot homepage te bombarderen, ga je in je admin naar ‘Instellingen’ (settings in het Engels)->Lezen (reading), waar je een willekeurige statische pagina kunt kiezen als startpagina, en een andere pagina kunt aanwijzen als je blogpagina. Binnen een paar dagen zal de nieuwe homepage ook online staan.

Ten slotte ben ik van plan om ook wat meer technisch te gaan bloggen. Deze technische posts zullen vermoedelijk in het Engels zijn; het zal veel gaan over de problemen die ik tegenkom in het Zend Framework en Jquery, de twee bibliotheken die ik het meest gebruik.

Fantastisch programma, dat Beagle

Ik volg het hele televisieseizoen al met (veel) meer dan gemiddelde belangstelling het VPRO-programma In het kielzog van de Beagle. Zondagavond tien over negen, een half uur informatie van hoog niveau over ‘hoe de aarde er nu voorstaat’, uitgezonden vanaf de mooiste locaties op de wereld.

 

Voor wie het nog nooit heeft gezien: in Beagle wordt de zeereis van Charles Darwin nagebootst. Darwin, de grote theoreticus van de evolutieleer, voer halverwege de 19e eeuw de wereld rond op zoek naar bewijs voor zijn stelling dat het leven op aarde geleidelijk is ontstaan onder invloed van natuurlijke selectie. Het programma volgt Darwins sporen met het doel een inventarisatie te maken van het leven op aarde anno 2010. Welke bedreigingen en kansen zijn er? Hoe denken  mensen elders op de wereld over de (milieu-)gevaren die hen bedreigen?

 

Het schip waarop de reis van de Beagle wordt nagedaan is een fantastisch mooie clipper, Stad Amsterdam genaamd. Behalve de bemanning reizen er journalisten en kunstenaars mee, Darwin-kenners en andere wetenschappers. In elke aflevering laten gasten hun licht schijnen over het thema van die week. Dat levert over het algemeen hele mooie televisie op: vaak ontroerend, bijna altijd informatief, constant vermakelijk.

 

Maar waar ik nou echt helemaal niks van begrijp: dat de televisiekritiek dit programma helemaal niks vindt. Een paar weken geleden werd het programma gepasseerd voor de Nipkowschijf, de prijs van de televisierecensenten. Ik was stomverbaasd, want in de toelichting van de jury kwam aan de orde dat de heren de Beagle eigenlijk maar een slecht programma vonden, zonder kop of staart of samenhangend verhaal.

 

Ik had er nog nooit op die manier naar gekeken, maar daarom ben ik ook geen televisierecensent denk ik. Sindsdien heb ik geprobeerd met hun ogen naar het programma te kijken. Het lukt me niet. Ik blijf het mooi vinden.

Wanprestatie van Telfort

Als je provider het laat afweten, kom je er pas achter hoezeer internet een eerste levensbehoefte is.

Zaterdagochtend startte ik mijn laptop en kreeg geen verbinding. Wat doe je dan: denken dat het aan jou ligt. Dus je checkt de kabeltjes en de instellingen, unplugt eens wat en start nog eens opnieuw op, probeert een andere computer in huis: niets helpt. 

OK, storingsdienst bellen van Telfort. Hee, de telefoon doet het ook niet – natuurlijk niet, want we hebben ook onze vaste telefoonlijn via de ip-centrale van Telfort. Duh.

De eerste ergernis: het kost 30 cent per minuut om een storing te mogen melden. En het duurt 12 minuten voordat mijn bericht uiteindelijk doorkomt bij de ‘help’-desk. De eerste kosten zijn gemaakt:  4 euro.

Ach, zegt de jongen van de helpdesk – hij heeft al een meting laten doen, ‘en u heeft uw modem op de eerste verdieping staan? Oh, dan is het helder: u moet uw modem op hooguit twee meter van het punt van binnenkomst in uw huis zetten.’ Hij klinkt minder stellig dan het er hier zo, op het scherm uitziet. En dat blijkt ook.

Dochter moest toch nog boodschappen doen en neemt een paar nieuwe kabeltjes voor me mee. Tien euro, bij elkaar. Modem verhuist naar beneden, maar wat er ook gaat branden: niet het DSL-lampje op het modem.

Opnieuw bellen. Weet u, zegt de jongen van de helpdesk, ik ga u doorverbinden met onze tweede lijn. Hij klinkt blij dat hij van me af is. Krijg nu een man aan de telefoon. ‘Heeft u een momentje, we gaan even opnieuw meten.’ Gesprek duurt tien minuten. 3 Euro. En net op het moment dat hij terugkomt en me wil uitleggen wat er aan de hand is, wordt de verbinding verbroken.

Opnieuw bel ik met Telfort. Het gesprek duurt nu zes minuten. Maar veel erger dan de directe financiële schade (inmiddels zo’n 20 euro), is de mededeling die volgt: ‘Ja, we zijn er achter gekomen dat er inderdaad een probleem is in de centrale. En helaas duurt het vijf tot tien werkdagen voordat we het kunnen repareren.’

De jongen van de helpdesk is inmiddels vol begrip. ‘Ja meneer, ik begrijp dat het erg vervelend voor u is. Maar we kunnen er helaas niks aan doen. U kunt wel uw abonnementsgeld terugkrijgen voor elke dag dat er niet wordt geleverd.’

Dat ik daar helemaal niks aan heb, begrijpt-ie zelfs. En, voegt hij er samenzweerderig fluisterend aan toe, ‘eigenlijk mag ik het helemaal niet zeggen, maar ik adviseer alle klanten die een kantoor aan huis hebben om naar KPN te gaan en daar een zakelijk abonnement af te nemen.’

De volgende dagen doe ik een beroep op de buren, zij die in het bezit zijn van een draadloos netwerk. ‘Mag ik heel alsjeblieft je wachtwoord, dan kan ik ten minste aan het werk!’ Dat werkt, soms. De kwaliteit van het netwerk neemt af met het aantal tussenliggende muren en de afstand, en dat merken we. Totdat een andere buurman, net als ik ondernemer (maar met wat meer ervaring) mij zijn dongel toestopt. ‘Hier, gebruik die maar, dan ben je in ieder geval online.’

En zo zit ik nu toch nog, al is het tijdelijk, achter een KPN-verbinding. Met een dongel weliswaar, maar toch. In afwachting van het nieuwe abonnement dat ik zojuist bij Ziggo heb afgesloten. Bij Telfort zien ze me  in ieder geval niet meer terug, tenzij het is om een schadevergoeding te vragen.

Mijn conclusie: dat er een storing kan optreden, begrijp ik. Dat het geld kost om zo’n storing te melden, vind ik al onbehoorlijk. En dat het vervolgens zo lang duurt om hem te repareren, vind ik onvergeeflijk.

Symbolisch afscheid langs journalistieke hoogtepunten

Gisteren mijn fiets van Amsterdam naar huis, naar Amersfoort, gebracht. Was al lang van plan die trip fietsend af te leggen – een hele opgaaf voor iemand wiens sport hardlopen is en wiens fietsverplaatsingen in de regel niet langer dan tien minuten duren.

Ik wachtte op mooi weer, maar dat kwam niet; en omdat ik geen zin had een nieuw abonnement op de fietsenstalling te moeten nemen, moest het er gisteren maar van komen.

Het viel niet mee, het was nat en koud, maar het was een mooi en symbolisch afscheid van mijn Amsterdamse jaren.

Wat me opviel onderweg: langs hoeveel plekken de route A’dam-Amersfoort leidt die in de afgelopen jaren in journalistiek opzicht van zich hebben doen spreken. Vanaf het Centraal Station kom je eerst langs het Oosterpark, de plek van de moord op Theo van Gogh.

Twintig kilometer verderop heb je in Hilversum aan je rechterhand het Mediapark, waar Pim Fortuyn aan zijn einde kwam; een paar honderd meter later  passeer je het Texacostation waar diens moordenaar, Volkert van der G., werd gearresteerd. Nog een kilometer of tien verder: paleis Soestdijk, met zijn Baarnse en Soester vleugels, toneel van paleisintriges en hofnarren. In Soest zelf kom je langs het advocatenkantoor van Bob van der Goen, een naam die minder verbreid is natuurlijk maar die mij doet denken aan mijn beginjaren in de journalistiek toen ik op de economieredactie werkte.

Zo mooi…

Collega Irit Rosen wees me op deze video… Ik vind hem prachtig, en ik ken er meer die hiervan zeer onder de indruk zullen zijn: