NY Times maakt een slechte internetsite

Vloeken in de kerk, dit, maar het moet me toch van het hart. De New York Times maakt een slechte website. Ze praktiseren daar een vorm van internetjournalistiek die ook wel bekend is als 'shovelware'. De goede reputatie die deze krant online geniet is dan ook niet te danken aan de prachtige online producties die ze maken.

Kwaliteitsjournalistiek in print is iets anders dan kwaliteitsjournalistiek online. Voor een deel gelden natuurlijk dezelfde wetten. Kwaliteitsjournalisten zijn op zoek naar relevante verhalen die ze op een fantastische manier kunnen vertellen. Ze houden zich daarbij aan een paar algemene ethische en journalistieke principes. Ze plegen hoor en wederhoor, ze houden feit en mening van elkaar gescheiden, ze proberen het laatste nieuws het eerst te brengen, ze proberen de verschillende journalistieke genres juist toe te  passen. Hierin verschilt een krantenjournalist die zijn baan serieus neemt niet van zijn collega bij de televisie, de radio, of op het internet.

Maar wie wat beter kijkt naar de ambachtelijke uitoefening van het vak, ziet toch grote verschillen. De televisiejournalist vertelt zijn verhaal met beelden, de radioman of -vrouw heeft geluid nodig. De krantenjournalist moet een prachtig verhaal kunnen vertellen heeft daartoe alleen woorden tot zijn beschikking. Natuurlijk kan zijn stuk verlevendigd worden met een infographic of een foto, maar hij moet het hebben, in eerste instantie, van zijn pen.

De journalist die geen gebruik weet te maken van de specifieke eigenschappen van zijn medium, is geen knip voor zijn neus waard. En mijn stelling is dat de populariteit van de website van de NYT uitsluitend te danken is aan de kwaliteit van zijn print-journalisten. Die produceren vaak fantastische verhalen, die iedereen wel wil lezen. En omdat niet iedereen gemakkelijk toegang heeft tot de papieren editie, nemen we de nadelen van het scherm voor lief en lezen we tientallen, zo niet honderden regels door, verdeeld over verschillende pagina's, totdat onze ogen het begeven en we ons afvragen waar onze hoofdpijn vandaan komt.

Natuurlijk maakt de NYT ook prachtige online producties – maar die vormen een kleine minderheid op de site. Veruit het grootste deel is shovelware, schuif- en sleepjournalistiek. We hebben nog een mooi stukkie in de bak over een rare renovatie in Charlois (Rotterdam), komop, we pleuren dat zonder verdere bewerking online. De mensen lezen het toch wel. De enige concessie bij dit stuk aan het medium dat internet heet: de fotoshow die erbij is geplaatst. In de papieren krant stond vermoedelijk slechts één foto.

Een echt goede online redactie, die de beschikking heeft over de middelen van de New York Times, die zou dit anders hebben aangepakt. Die zou op zijn minst ook het archief zijn ingedoken om te laten zien hoe de buurt, de straat en het huis er vroeger uitzagen. Die zou een kaartje hebben geplaatst, om de locatie nader aan te duiden. Die zou verbinding hebben gelegd met verschillende open source databronnen om iets te kunnen melden over de sociale en economische structuur van stad en wijk. Die zou de journalist een opnameapparaat hebben meegegeven, zodat we de verbouwer zelf aan het woord kunnen horen, en in een filmpje wellicht zelfs bezig zien met zijn verbouwing.

't Is maar een voorbeeld, maar denk ik wel typerend voor de NYT. Het zegt veel over de reputatie van deze krant dat deze zich zulke slechte internetjournalistiek kan permitteren.