Politici in je netwerk

Het is volbracht. Veel kiezers zullen blij zijn dat ze niet meer dagelijks worden lastiggevallen door politici die naar hun stem hengelen, en dat het op de televisie even over wat anders gaat dan hypotheekrenteaftrek en aow-leeftijd. De Tweede Kamer trekt zich  terug op het Binnenhof, waar de nieuw gekozen leden doen waar we ze voor inhuren: besluiten nemen in het belang van land en partij.

Het electoraat, althans een fors deel ervan, kan zich weer fulltime gaan wijden aan de favoriete tijdsbesteding: kankeren op de politici die niet luisteren, ons koeien met gouden horens beloven maar uiteindelijk niks leveren. Dat kankeren, zo wordt wel gezegd, is een symptoom van een kloof die zou bestaan tussen burgers en bestuur. Het wantrouwen tegenover politici is immens, want de Haagse heren zouden er alleen maar op uit zijn de eigen zakken te vullen.

Dat moet anders kunnen. Er is een moderner vorm van landsbestuur denkbaar. In de managementtheorie zijn organisatiekosten een bekend begrip. Als het erg duur is (in tijd of geld) om je te verenigen in een groep met gelijkgezinden, dan zal zo’n groep moeizaam of helemaal niet tot stand komen. De kans is ook groter dat zo’n vereniging van, laten we zeggen, kritische PvdA-stemmers sneller uit elkaar valt.

Een belangrijk effect van de technologische vernieuwing van het internet is dat de kosten van organisatie snel zijn gedaald. Het kost niks om een Facebook-account aan te maken of je op LinkedIn in te schrijven. Deze websites faciliteren vervolgens het vinden van mensen met dezelfde belangstelling of achtergrond: collega’s, oud-studiegenoten, en mensen die jouw bijzondere hobby of politieke belangstelling delen. De organisatiekosten dalen dus naar nul, en dit is precies de reden waarom we nu van een ‘netwerksamenleving’ kunnen spreken.

De politiek zou van die netwerksamenleving ook buiten campagnetijd veel meer gebruik moeten maken. Natuurlijk hebben we de afgelopen weken een exponentiële toename gezien van het aantal twitterende politici; sommigen (Femke Halsema!) weten heel goed gebruik te maken van dit medium. Maar het risico is ook groot dat het leeuwendeel hun Twitteraccount pas weer gaan aanraken op het moment dat ze herkozen moeten worden.

En het is precies dit gedrag dat het wantrouwen van de burgers tegen de politici in de hand werkt. Politici zouden de nieuwe netwerken veel meer moeten gebruiken om continu in contact te staan met het electoraat. Het is voor hen een heel goedkope manier om daar te komen waar hun kiezers ook zijn. Zo’n continu contact verhoogt hun geloofwaardigheid. De conversatie tussen politicus en burgers beperkt zich niet tot de campagnetijd maar loopt constant door.

Vergelijk het met de collectant voor Jantje Beton die je tegenkomt in de stad. Als het je niet lukt om hem te ontwijken, sta je in arren moede een paar duiten af – niet zozeer omdat zijn goede doel je nou zo ontzettend na aan het hart ligt, maar om hem en jezelf een goed gevoel te geven. Dat is prettig voor Jantje Beton, maar nog veel prettiger is het natuurlijk om te beschikken over een onuitputtelijke serie trouwe donateurs, die ze via online interactie op alle virtuele sociale netwerken aan zich weet te binden.

Op dezelfde manier zouden veel meer politici moeten werken aan een continue verwantschap met hun kiezers. Moderne techniek maakt dat niet alleen mogelijk, maar ook steeds meer noodzakelijk – kiezers verwachten het, en zodra één Tweede-Kamerlid succes boekt, zullen er snel meer komen. Het zou mooi zijn als deze zojuist afgesloten campagne niet het eindpunt, maar de start is van een nieuwe relatie tussen kiezers en gekozenen.