Online archief: zegen of vloek

“Beste meneer/mevrouw,
Onze lijn is in principe dat we geen artikelen verwijderen uit ons archief. Zoals u wellicht begrijpt is ons archief van grote journalistieke, historische en commerciële waarde, en er is ons veel aan gelegen om dat zoveel mogelijk intact te houden.
Op deze regel kunnen natuurlijk uitzonderingen worden gemaakt. Daar moeten dan echter wel zwaarwegende redenen voor zijn.
Op het eerste gezicht zie ik die niet in de argumenten die u aanvoert.”

Dat is het standaard-antwoord dat de meeste mensen terugkrijgen als ze verzoeken om een aanpassing te doen in het archief van de Volkskrant. Die vraag is des te actueler nu we sinds deze week een veel grotere historie aan Volkskrant-artikelen gratis online beschikbaar stellen. Het zijn er nu 700 duizend; en je kunt er donder op zeggen dat het aantal mensen dat al googlend op hun eigen naam stuit (en daar niet altijd geflatteerd uitkomt) gaat toenemen.

Ons uitgangspunt staat als een huis, daarvan ben ik overtuigd. We zullen binnenkort ook een andere wijziging op de site doorvoeren die de geschiedenis nog wat meer recht doet. Het komt natuurlijk met enige regelmaat voor dat we artikelen moeten wijzigen omdat ze worden ingehaald door de actualiteit of omdat ze niet helemaal correct blijken. Tot nog toe was er eigenlijk geen manier om die wijzigingen bij te houden en te tonen, wat ons nog wel eens op het verwijt kwam te staan dat we de ‘geschiedenis verdraaiden’. We staan op het punt om die geschiedenis voortaan wel te tonen, zoals ook bijvoorbeeld bij en.nl gebeurd. Daar worden wijzigingen keurig bijgehouden, en die zijn ook voor de bezoeker na te kijken.

Maar even terug naar dat archief. Af en toe bereikt ons het verwijt dat ons uitgangspunt ‘wel wat menselijker’ mag. Wat doe je met uitspraken van iemand die niet helemaal verantwoordelijk gehouden kan worden voor wat hij zei, vanwege bijvoorbeeld ziekte of minderjarigheid? Vroeger was het simpel voor de journalist. Je publiceerde in de papieren krant, die lag de volgende dag bij het oud papier, en na twee dagen was de naam van betreffend persoon alleen zichtbaar voor professionele archivarissen, journalisten en documentalisten. De rest van de wereld vergat hem.

Maar met de komst van internet is de verantwoordelijkheid van de journalist toegenomen. Wat hij nu publiceert, en hoe hij het publiceert, is over tien en honderd jaar nog na te gaan voor iedereen die een toetsenbord kan hanteren. Hoe gaan we dan om met het kind dat in zijn jeugdige overmoed ooit heeft gezegd nooit een baan bij een multinational te accepteren, en nu tegen de ene na de andere afwijzing bij zijn sollicitaties aanloopt? Of met de manisch-depressieve man die zijn familie door het slijk haalt? Of met het slachtoffer van het zedenmisdrijf dat geïnterviewd wordt en niet stilstaat bij het feit dat haar naam ook wordt gepubliceerd? Blijven we volhouden dat de archieven heilig zijn?

Anderzijds: stel dat de redactie in uitzonderlijke gevallen wel zou overgaan tot aanpassing van het archief. Waar leg je dan de grens? Hoe schrijnend moet een situatie zijn voordat je zwicht? En hoe onderzoek je al die claims? Neem je voor waar aan wat een verzoeker beweert?

Op dit moment liggen er twee van zulke vragen voor. De ene is van een ex-gemeenteraadslid die ooit op weinig complimenteuze wijze werd beschreven door collega-raadsleden, nota bene van zijn eigen partij. Hij heeft nu last van dat stuk bij het vinden van een baan en vraagt ons om het artikel, een paar jaar oud, te verwijderen. Het andere is van een moeder die ooit een interview afstond over haar autistische kind, daar nu spijt van heeft, en het betreffende artikel eveneens geschrapt wil zien. Op beide verzoeken antwoorden wij nee. Maar dat nee moet geen automatisme worden. We moeten er goed over blijven doordenken.