Journalist moet geen populist worden

Vandaag zullen, pak hem beet, een kleine driehonderdduizend mensen dit bericht lezen in de papieren krant. Maar deze column verschijnt ook op mijn weblog, waar hij naar schatting nog zo’n vijfduizend keer zal worden aangeklikt.

Sorry, ik heb u misleid. De vijfduizend klopt wel, maar de driehonderdduizend niet. Dat is gebaseerd op de officiële oplagecijfers van de Volkskrant. Maar dat betekent natuurlijk niet dat iedereen die de krant los koopt of als abonnee in de brievenbus krijgt, dit artikel ook daadwerkelijk leest.

We weten al heel lang dat internetgebruikers in de regel te lui zijn om hun beeld naar beneden te scrollen zodra een tekst langer is dan de hoogte van hun beeldscherm. En we weten ook dat foto’s en koppen het best worden bekeken.

We kunnen bovendien precies zien dat de interesse van de bezoekers van onze website eerder uitgaat naar berichten over het koningshuis en over seks (en helemaal naar berichten over seks met leden van het koningshuis) dan naar de doorwrochte analyses van onze Brusselse correspondenten over de Europese grondwet.

Tot tien jaar geleden verkeerden we als journalist, schrijvend voor het papier, nog grotendeels in gelukzalige onwetendheid over deze voorkeuren. We tikten ons stukje omdat we vonden dat we iets belangrijks te melden hadden. In die zin vervulden wij ook onze rol in het democratisch bestel: tenzij we in dienst waren van de Telegraaf of van RTL, lieten we onze oren niet hangen naar de stem van het volk. We schreven we die berichten die we nodig vonden om de macht kritisch te volgen.

Maar nu kunnen we onze kop niet langer in het zand steken. Een analyse onderop de vijf over de Europese Unie, of een column als deze op de Forumpagina, wordt door slechts een fractie van alle Volkskrantkopers gelezen. En een nog kleiner deel leest het betreffende artikel tot het laatste woord uit.

Overigens zijn het niet alleen schrijvende journalisten die teleurgesteld zijn over de uitkomsten van modern onderzoek naar media-consumptie. Ik hoorde een tijd geleden dat de makers van een prestigieuze tv-rubriek trots waren op het dikke half miljoen kijkers dat ze hadden weten te scoren. Des te groter was de teleurstelling toen ze hoorden van het gedetailleerde onderzoek naar het daadwerkelijk kijkgedrag: slechts enkele tienduizenden mensen hadden de hele uitzending van begin tot het eind bekeken. De meerderheid had slechts een of meerdere losse fragmenten gezien en was in de tussentijd bezig met afwassen of koffiezetten.

Betekent dit alles nu dat we onze journalistieke praktijk moeten aanpassen? Voor mij is dat de cruciale vraag, die ook betrekking heeft op de nog steeds lopende discussie over de toekomst van de professionele journalistiek.

Ik zie hier een parallel met de politiek. Van democratische politici mag je verwachten dat ze naar hun kiezers luisteren en hun wensen en verlangens serieus nemen. Maar de kiezer moet ook niet té serieus worden genomen. Politici die dat wel doen, verworden tot populisten die met alle winden meewaaien en zich eerder laten regeren door de opiniepeilingen dan door hun overtuigingen.

Van politici mag je democratische gezindheid verwachten en bereidheid om te luisteren, maar zeker ook een bepaalde mate van onafhankelijkheid en leiderschap. De beste politicus is degene die de beste mix weet te vinden van autonomie en oog voor de kiezers.

Zo ook is de beste journalist degene die weet wat zijn lezers willen lezen, die zijn verhalen smakelijk weet te vertellen, maar in zijn onderwerpkeuze en in zijn benadering van zijn onderwerp volstrekt autonoom is. Hij moet zich niet laten leiden door de agenda van zijn lezers, hij moet zijn eigen agenda maken.

Dit is een basisvoorwaarde voor het overleven van de professionele journalistiek. Met zo’n houding alleen redden we het nog niet; maar zonder deze eigenschappen delven we zeker het onderspit in de strijd om de aandacht van de burgers en de consumenten.