Journalistiek wordt tweerichtingsverkeer

Deze week woon ik, samen met een aantal collega’s, in Duitsland een serie workshops bij over ‘Newsplex’. Dit is de term die de organisatie, een uitgeversclub die Ifra heet, heeft bedacht voor de ‘newsroom of the future’ – de redactieruimte van de toekomst. Het gaat hier alleen maar over journalistiek, en over de vraag hoe de journalistieke praktijk zal veranderen door het veranderend mediagebruik en nieuwe technologieen.

We spelen met gadgets en hebbedingetjes, en experimenteren met allerlei modieuze praktijken: we zijn aan het ‘podcasten’ en aan het ‘mobloggen’; we nemen onszelf op met webcams en maken multimediale presentaties. Machtig interessant allemaal, en heel leuk speelgoed.

Als u alleen de papieren krant leest, zult u voorlopig weinig verandering merken; al deze nieuwe technieken zijn vooral geschikt voor de nieuwe distributiekanalen van de Volkskrant: internet, mobiele telefoons, en wat later misschien ook televisie en radio. We worden gedwongen om ons deze technieken eigen te maken. Jongeren keren zich af van de papieren krant en nemen het nieuws op heel andere manieren tot zich. De grote uitdaging waar de Volkskrant en andere titels nu voor staan, is om deze nieuwe markten te veroveren zonder zijn traditionele lezers kwijt te raken.

De Volkskrant weblogs zijn voor ons een experiment die in dezelfde categorie vallen als de video’s die wij maken en presenteren op onze site, of de samenwerking die wij met televisieproducent Palazzina hebben.

Herbert Blankensteijn vindt het maar niks, zo blijkt uit zijn artikel (gereproduceerd onder dit artikel), dat experiment met het Volkskrantblog. ‘Het is een tragisch misverstand dat webloggen een inherent journalistieke activiteit is’, schrijft hij. Ik moet hem daarin gelijk geven; maar we hebben dat ook nooit beweerd. Een schrijver van een weblog kan journalistiek bedrijven; maar doet dat in verreweg de meeste gevallen niet. Verreweg de meeste online dagboeken, ook bij de Volkskrant, zo hebben we al eerder vastgesteld, zijn niet meer dan dat: dagboeken. Sommige zijn goed geschreven, sommige onbegrijpelijk, de meeste zitten er tussenin.

Moeten wij ons dat aantrekken? Nee, vind ik. Mocht er op een gegeven moment echte burgerjournalistiek bedreven worden op ons weblog, dan is de Volkskrant spekkoper. Maar als het opsporen van journalistiek talent of het opduikelen van primeurs ons enige doel was, zouden we naief zijn.

We zijn het weblogsysteem ook begonnen omdat we denken dat de tijd voorbij is dat de journalistiek eenrichtingsverkeer is. Consumenten van het nieuws stellen steeds meer vraagtekens bij de traditionele journalistiek. Ze willen hun eigen verhaal, hun eigen waarheid vertellen. Bedrijven ze daarmee meteen alternatieve journalistiek? Nee, natuurlijk niet. Elementaire journalistieke mores (hoor en wederhoor, scheiding van mening en feiten) worden vaak met voeten getreden. Maar is het daarom afkeurenswaardig? Nee, zo’n verhaal is een nieuwe kleur op een rijk palet, dat uiteindelijk ook een verrijking voor de journalistiek van de Volkskrant kan betekenen. Het is voor mij eigenlijk onvoorstelbaar dat we ooit zouden ophouden met het Volkskrantblog. Zo’n maatregel zou een grote stap terug betekenen in het leerproces dat deze krant ondergaat in de omgang met de nieuwe media.

Blankensteijn vindt ook dat wij ons te veel aanpassen aan de cultuur van het internet. We maakten een keuze. We hadden kunnen zeggen: wij leggen onze normen op, en op het weblog van de Volkskrant komen alleen door de Volkskrant goedgekeurde berichten te staan. Dat was de gemakkelijke keuze geweest, want we hadden kunnen doorgaan in de volle overtuiging dat onze manier de enige juiste is.

Wij maakten de moeilijke keuze om het open te gooien. Daarmee stellen we ons kwetsbaar op: als het tegenzit, geef je ruim baan aan een hele stoet dwazen en zotten. Als het meezit, werkt zo’n maatregel als het openzetten van de ramen na een lange donkere winter. Tot nog toe zit het mee. Af en toe regent het binnen, of wordt het erg fris: dan passen we het systeem aan. Het Volkskrantblog is niet in beton gegoten; in die zin blijft het ook voor de beheerders, voor de redactie, een levenslang leerproces.

(Deze column stond vrijdag in de papieren krant – het stuk van Blankesteijn staat hieronder. Ook een artikel van Volkskrantblogger en communicatiewetenschapper Mark Deuze is hierbij geplaatst.)

Burgerjournalistiek bestaat niet
Herbert Blankesteijn

Thom Meens heeft groot gelijk als hij de anonimiteit aanwijst als een belangrijk euvel van de rage van het webloggen (U, 7 jan.). Burgerjournalistiek, noemt de internetredactie het. Wat is dat voor journalistiek, als de auteurs alles willen kunnen roepen over dingen waar ze niets van weten, volgaarne op de man (of op de redactie) spelen, maar zich zelf verschuilen achter puberale pseudoniemen?

De weblogsite van De Volkskrant lijkt wel de prullenbak van de rubriek voor ingezonden brieven. Al was het maar om die ene reden: geen krant zal een brief afdrukken zonder naam en woonplaats van de afzender, behoudens zeer uitzonderlijke gevallen. Waarom dan wel op een weblog?

Ook Meens lijkt te vinden dat een weblog minder een meneer is dan de krant, dus dat daar wel iets ander normen gelden. Waarom eigenlijk? De weblogsite is van De Volkskrant. De domeinnaam is geregistreerd door Volkskrant BV. De naam van De Volkskrant is erin verwerkt. De weblogsite verwijst naar de site van De Volkskrant en andersom. Het is zonneklaar dat dit medium onderdeel van De Volkskrant is.

De Volkskrant heeft hierbij de rol van provider, dus de krant zal juridisch niet rechtstreeks verantwoordelijk zijn voor onwaarheid, belediging of onwelvoeglijkheid. Maar ik vind het onbegrijpelijk dat de krant hiermee wil worden geassocieerd, zeker als er pretenties van (burger-)journalistiek omheen hangen. Het lijkt me slecht voor reputatie en imago van de titel, kostbare goederen toch in de journalistiek.

Over het schelden, de loze beweringen en het slechte Nederlands schrijft de internetredactie vergoelijkende woorden: ‘Dat betekent dat er zaken worden gepubliceerd die de krant nooit zelf voor zijn rekening zou willen nemen. Het wezenlijke van burgerjournalistiek is nou juist dat de krant niet meer bepaalt waar de grenzen van het journalistiek betamelijke liggen, maar dit overlaat aan de schrijvers.’ En: ‘Minder prima vind ik de verdachtmakingen over onze integriteit en onze motieven. Toch laten we ons veel welgevallen. Ze horen bij de cultuur van internet en we moeten er maar aan wennen.’

Wat is dat voor zweverige onzin? Weet de internetredactie nu al wat het wezen is van burgerjournalistiek? De krant bepaalt niet waar de grenzen liggen, maar waarom is het de krant die bepaalt dat dat zo is? En hoezo ‘cultuur van internet’? De cultuur van internet is een verzinsel van digitale Jehova’s getuigen. Als de cultuur van internet strijdig is met de wet, is dat jammer voor de cultuur van internet. Als de cultuur van internet niet strookt met normaal fatsoen, dan hoort normaal fatsoen te prevaleren. En als de cultuur van het webloggen botst met die van de de Volkskrant, dan moet De Volkskrant z’n rug recht houden. Waarom neemt de Volkskrant op zijn eigen website anders de journalistieke maatstaven van de krant in acht? Die site maakt toch ook deel uit van internet?

Het is een tragisch misverstand dat webloggen een inherent journalistieke activiteit is. Er is inderdaad wel eens een primeur uit een weblog gekomen (zij het nog nooit uit een van De Volkskrant) maar dat is bijna onvermijdelijk aangezien er astronomisch veel weblogs zijn. Als een krant telefonisch een goeie tip krijgt roept-ie toch ook niet iedereen met een telefoon uit tot burgerjournalist? Overigens gebruiken de schaarse goede webloggers doorgaans hun eigen naam. Het zijn opvallend vaak professionele journalisten.

Thom Meens noemt de weblog een succes; chef internetredactie G.J. Bogaerts vindt dat er van alles wordt geschreven ‘waar de krant niet omheen kan’. Misschien heb ik niet goed opgelet, maar het lijkt me dat de krant uitstekend om de weblogs heen kan, want afgezien van wat Bogaerts er zelf over schrijft heeft niets daaruit de papieren krant gehaald. De ‘pareltjes’ die hij signaleert hebben op mij nog geen indruk gemaakt en blijkbaar op de rest van de redactie ook niet. Dat succes kan dus alleen maar kwantitatief zijn. Burgerjournalistiek is een mooi woord voor een hoop mensen, een hoop pagina’s, een hoop traffic en een hoop inkomstengenererende advertenties – maar geen inhoud. Ik hoop niet dat De Volkskrant het daar in de toekomst van moet hebben.