NN is de lafheid ten top

Wat mij het meest opviel in de herdenkingstoespraken voor Theo van Gogh, was de afstand tussen hen die de aantasting van de vrijheid van meningsuiting vrezen, en hen die bang zijn voor een radicalisering van de samenleving. Job Cohen zegt: ‘Weg met de angst, kies voor de hoop’. Ayaan Hirsi Ali meent: weg met de angst, kom op voor je mening. Cohen wil de boel bij elkaar houden, Theodoor Holman flapt eruit ‘ik wil zeggen dat ik de koran een kutboek vindt’.

Gevoelsmatig ligt mijn sympathie meer bij Holman dan bij Cohen. Maar ik verkeer in dubio. Want tegelijkertijd verafschuw ik de platheid en de grofheid van velen die altijd maar roepen wat in ze opkomt. Op internet is die platheid nog een graadje erger dan in het echte leven, omdat mensen zich daar in betrekkelijke anonimiteit kunnen uiten.

Dat gebeurt ook op het Volkskrantblog. Zeker op woensdag, de dag van de herdenking zelf, zijn er een paar bijdragen verschenen waar wij als redactie niet mee geassocieerd willen worden. De woordkeuze van sommige auteurs die de islam afserveren is de onze niet. Helemaal als de auteurs zich achter een pseudoniem verschuilen, is de neiging groot om streng te zijn, snel in te grijpen en een bijdrage te verwijderen.

Daarmee worden we ‘fatsoensrakkers’ en ‘schoolmeesters’ genoemd. Dat zij maar zo – misschien vinden we het zelfs een geuzennaam. We proberen een zeker niveau te garanderen, een niveau dat niet gehaald wordt als goede en legitieme discussies verzanden in ordinaire scheldpartijen of persoonlijke vetes. Gelukkig is het nog steeds een hele kleine minderheid die dat niet begrijpt; het aantal verwijderde bijdagen bedraagt nu, na anderhalve maand, nog steeds minder dan tien op de achtduizend of zo die er inmiddels zijn gepubliceerd.

Die anonimiteit begrijp ik ook niet zo goed. Natuurlijk, het is een traditie die teruggaat tot de beginjaren van het internet, toen de communicatie nog verliep via kleinere netwerken en gebruikers bekend waren met een ‘handle‘, een pseudoniem waaronder ze hun berichten publiceerden.

Ook nu is het gebruik van een schuilnaam op internet in sommige omstandigheden zeker aan te bevelen: met enige regelmaat nog krijgt de redactie van de Volkskrant het verzoek om een naam te verwijderen bij berichten die gebruikers jaren geleden plaatsten op het Singles-forum, waar vrijgezelle dames en heren met elkaar in gesprek waren. Een naam op internet kan het eeuwige leven hebben, altijd bereikbaar via Google, en dan een molensteen worden als je ooit wil solliciteren.

Wie uitgebreid over zijn privéproblemen vertelt op het internet in de hoop gelijkgezinden te treffen of opbeurende woorden te vernemen, wil anoniem blijven. Dat is zeker te billijken. Maar het gebruik van schuilnamen in politieke discussies vind ik persoonlijk een vorm van lafheid. Als je werkelijk meent wat je typt, waarom wil je daarvoor dan niet uitkomen onder je eigen naam? Dat geldt al helemaal voor de talloze lieden die, zelf anoniem blijvend, op hun websites al dan niet vermeende criminelen ontmaskeren en neerzetten met naam, toenaam, portret en adresgegevens. Dat is de lafheid ten top.

In de papieren krant hebben we de gewoonte dat we anonieme ingezonden brieven weigeren. Vroeger plaatsten we nog wel eens een brief met daaronder de mededeling ‘naam en adres bij de redactie bekend’. Dat gebeurt eigenlijk nooit meer, en met een goede reden: je wilt dat de strijd op basis van eerlijke argumenten en met open vizier wordt gestreden. Het helpt als je weet dat een pleidooi voor een ander stelsel van ziektekostenverzekeringen door een arts wordt geschreven, of door een verzekeraar.

Op het internet is dit ideaal niet haalbaar. Praktisch is het zelfs onmogelijk om te vermijden dat mensen zich de identiteit van andere personen aanmeten. Iedereen kan zeggen dat hij Geert-Jan Bogaerts heet en onder mijn naam een reactie geven op een ander weblog. Nou zit in de software wel een soort veiligheidsklep die snel duidelijk zou maken dat ik het niet werkeljk ben, maar met techniek alleen kun je de fundamentele problemen van authenticiteit nooit helemaal oplossen.

Naast al het verbale geweld rond de herdenking van Van Gogh, viel één bijdrage in het bijzonder op. Het was een bericht dat helemaal niks politieks bevat, geen enkele uitspraak die door wie dan ook als provocerend kan worden beschouwd, zeer persoonlijk van karakter was, maar wat mij betreft het hoogtepunt van de week vormde.

Het is het verhaal van Bert van Balen uit Voorburg, die onder het pseudoniem ‘Inkt’ een weblog bijhoudt met de titel ‘Hoera, ik heb kanker’. Eerder beschreef hij hoe hij zijn vrouw kwijtraakte door een hartstilstand in Thailand – ze ligt nu in een Nederlands hospitaal, in een coma waaruit ze nooit meer wakker wordt. En hijzelf kreeg kort geleden van de dokter te horen dat hij nog maar een beperkt aantal maanden te leven heeft.

Inkt vertrok gisteren naar Thailand, waar hij zeven weken lang, tijdens de verpleging van zijn vrouw, werd opgevangen door volstrekt onbekende Thailanders. Hij gaat om nog eens ‘mijn emoties, mijn tranen, de vrije loop te laten. Ik moet het doen voordat ikzelf het loodje leg. En nu kan het nog, heeft mijn behandeld arts mij verzekerd. Zijn gezicht stond er zelfs zeer opgewekt bij alsof hij mij het eeuwige leven gaf. Waar ik overigens niet aan moet denken. Kom op zeg, ik heb kanker. Ik ga dood. Wanneer weet ik ook niet, maar dit weten de meeste mensen niet zodat het verschil tussen mij en gezonde al behoorlijk geminimaliseerd lijkt.’